Bergsma, Cornelis Adriaan (1798-1859)

Cornelis Adriaan Bergsma, afkomstig uit het huidige Nederland, maakt deel uit van de eerste generatie professoren aan de Rijksuniversiteit van Gent. De hoogleraar in de schei- en wiskunde was tegelijk ook een van de professoren die door de Belgische revolutie de Gentse universiteit moesten verlaten. Ondanks zijn kort verblijf aan de universiteit van 1826 tot 1830, maakte Bergsma naam aan de School van Kunsten en Ambachten en wierp hij zich bovendien op als een typevoorbeeld van hoe de nieuwe universiteit al snel invloed ging uitoefenen op de stad Gent.

Geneeskundige

Cornelis Adriaan Bergsma wordt op 12 mei 1798 geboren te Leeuwarden, als zoon van Willem Bernardus Bergsma, gewezen notaris, advocaat en fiscaal generaal aan het Hof van Friesland, en van diens tweede vrouw Sjoukje Scheltema. Na zijn studies in het Friese Franeker en Utrecht begint Cornelis Adriaan zijn professionele loopbaan als dokter in het Noord-Hollandse Hoorn. Na een korte periode van vier jaar als hoogleraar in de schei- en wiskunde aan de universiteit van Gent is hij vanaf 1831 hoogleraar in botanie en landhuishoudkunde aan de Universiteit van Utrecht. Hij bekleedt deze functie tot aan zijn dood op 2 mei 1859.

Op weg naar Gent

Tijdens zijn regeerperiode sticht Koning Willem I de Rijksuniversiteit van Gent, die opent in oktober 1817. Tegelijkertijd voert Willem nieuwe leergangen in, zoals bijvoorbeeld het onderwijs in 'de scheikunde en de werktuigkunde, toegepast op de nuttige kunsten’ in 1825. Voor deze nieuwe leergang moet de Gentse universiteit op zoek gaan naar een gepaste locatie en naar bekwame lesgevers.
Na vele maanden advies, correspondentie en researchwerk wordt Cornelis Adriaan Bergsma officieel door de koning benoemd tot buitengewoon hoogleraar wis- en natuurkunde aan de faculteit Wetenschappen op 1 mei 1826. Zijn grondige kennis van zaken wordt hartelijk toegejuicht. Bergsma krijgt diverse complimenten, onder andere van zijn voormalig leraar in Franeker en bioloog Jacob van Breda, die dan hoogleraar in Gent en directeur van de Gentse botanische tuin is. Regelmatig onderhouden Bergsma en van Breda nauw contact met elkaar en staan ze elkaar bij waar nodig.

Werkruimte aan de Lindenlei

Het vinden van een geschikte locatie verloopt niet al te best. Uiteindelijk worden twee kamers in het beluik van het oude Sint-Agneeteklooster aan de Lindenlei gekozen. De kamers worden gerenoveerd tot een school, die de naam Conservatoire des Arts et Métiers krijgt, de School van Kunsten en Ambachten. Deze kan worden beschouwd als de voorloper van de Technische Scholen die 10 jaar later in de schoot van de faculteit Wetenschappen zullen worden opgericht. Vlakbij de klaslokalen vestigt hij zich samen met zijn echtgenote Johanna Theodora van Schermbeek en hun dienstmeid Franca Cnockaert, in een woning die hij van het Gentse gemeentebestuur kreeg toegewezen.

Volwassenonderwijs

Iedere dinsdag-, donderdag- en zaterdagavond vanaf 19 uur geeft Bergsma openbare lessen over de op kunsten en ambachten toegepaste scheikunde. Bergsma krijgt gezelschap van een amanuensis (assistent), een conciërge en een secretaris. Ferdinant d'Ancré wordt, na een verzoek van Jacob van Breda aan de curatoren, aangesteld als amanuensis, Jean Baptiste Ducobu bekleedt de functie van conciërge. Wanneer d’Ancré zijn studies stopzet, volgt scheikundige Daniel Mareska hem op in maart 1827.
In datzelfde jaar richt de Maatschappij voor 't Nut van ’t Algemeen (kortweg ’t Nut) in hetzelfde gebouw een opleiding voor volwassenen in. Bergsma krijgt deze bijhorende opdracht als lesgever aan volwassenen. Het bijwonen van de lessen is gratis mits men een door de hoogleraar ondertekende toegangskaart kan voorleggen. Bergsma geeft zijn lessen niet in het Latijn, zoals tot 1830 wordt gedaan aan de Universiteit Gent, maar in het Nederlands. Zijn lessen worden warm onthaald door het publiek, bestaande uit industriëlen en studenten. Er is veel belangstelling binnen de Nederlanden, maar ook van over de landsgrenzen. Op 1 november 1828 zijn er al 125 toehoorders bij Bergsma ingeschreven. Hij richt ook een laboratorium in de Sint-Agneetelokalen in, weliswaar via financiële steun van het Nederlandse kabinet en de stad Gent. Vele gekochte glaswerk, instrumenten en reagentia zijn afkomstig van de apotheker Quesneville in Parijs.

Maatschappelijke dienstverlening

Iedereen is tevreden over Cornelis Adriaan Bergsma, de behaalde resultaten, het werk en zijn manier van handelen. In 1827 wordt hij lid van de prestigieuze Koninklijke Maatschappij voor Landbouw en Kruidkunde van Gent. Op 12 mei 1827 benoemt de Universiteit Gent hem, op zijn 29ste verjaardag, tot doctor honoris causa voor de manier waarop hij uitzonderlijk presteert in de wis- en natuurkunde.
Zijn expertise en hulp worden ook vaak ingeroepen buiten de muren van de universiteit. Bijvoorbeeld op 6 februari 1827 in verband met een brand in de schouwburg als gevolg van een gebrekkige gasverlichting en op 20 maart 1827 in verband met de oprichting van een fabriek voor witte harde zeep door ondernemer Petrus Smedts in de huidige Sint-Niklaasstraat. In 1829 wordt Bergsma door het Gentse stadsbestuur uitgenodigd om een broodfabriek op te richten. Kortom, Bergsma is een actief en graag gezien figuur in het Gentse stadsleven.

Belgische revolutie

1830 markeert een belangrijke mijlpaal in het leven van Cornelis Adriaan Bergsma, zowel persoonlijk als professioneel. De Gentse universiteit telt op dat moment 414 studenten. Enkele tientallen volgen les bij Bergsma, terwijl Jean Augustin Bernaert aangesteld wordt als amanuensis, ter vervanging van Daniel Mareska die benoemd wordt als Bewaarder der Kabinetten van Natuurlijke Historie. In april 1830 viert Bergsma de geboorte van zijn eerste zoon, Pieter Adriaan. Nochtans staat het land op dat moment in rep en roer. In de Nederlanden heerst er een politieke crisis: er is veel wrijving en ontevredenheid broeit onder de gegoede burgerij en lokale bevolking. De in ‘België’ wonende Noord-Nederlanders voelen zich niet meer thuis en vluchten naar het noorden. Bergsma blijft echter niet bij de pakken zitten: hij neemt onmiddellijk ontslag bij de Universiteit van Gent. Hij kan meteen aan de slag aan de universiteit van Utrecht waar zijn loopbaan een nieuwe wending neemt.

Toegankelijk werk

Omwille van zijn omvangrijke en baanbrekend werk wordt hij onderscheiden met de titel Commandeur in de Orde van de Eikenkroon van Luxemburg. Bergsma krijgt deze eervolle vermelding uit handen van Willem III, koning der Nederlanden en groothertog van Luxemburg, als verdienste voor zijn bijdrage aan de botanie, geneeskunde, kruidkunde, landbouw, landhuishoudkunde, scheikunde en de samenleving in het algemeen. Het nauwgezette werk dat Bergsma altijd levert is ook telkens heel toegankelijk geschreven, waardoor het een breed publiek bereikt. Een terechte medaille. Bergsma was een graag geziene man, zowel op professioneel als op persoonlijk vlak. Op 22 juni 1859 wordt een leverziekte hem fataal.

Catherine Boone
Alumnus Geschiedenis UGent 
31 maart 2016

 

Hoe verwijs je naar dit artikel?
Boone, Catherine. “Bergsma, Cornelis Adriaan (1798-1859).” UGentMemorie. Laatst gewijzigd 5.05.2021. www.ugentmemorie.be/personen/bergsma-cornelis-adriaan-1798-1859.

Bibliografie

www.UGentMemorialis.be 

Boone, Catherine. “Cornelis Adriaan Bergsma: niet zomaar een Fries.” Gent: Catherine Boone, 2016.

Bernard ter Haar. “Afscheidsrede.” In Utrechtsche studenten almanak, 1859-1860, 193 – 204. Utrecht: Van Druten, 1859.

“Bergsma (Cornelis Adriaan).” In Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek, IV: 121-122. Leiden: A.W. Sijthoff, 1918.

Bergsma, Cornelis Adriaan. Redevoering over den invloed der vorderingen van de scheikunde op de fabrijken. Gent: de Goesin-Verhaeghe, 1828. (Gehouden ter aanvaarding van het buitengewoon hoogleeraarambt in de Faculteit der wis- en natuurkunde aan de Hoogeschool te Gend, den XVIII Julij MDCCCXXVI)

Bergsma, Cornelis Adriaan. Iets over de Nederduitsche benamingen der Scheikunde. Amsterdam: C.G. Sulpke, 1828.  

Deel deze pagina: 

Herinneringen

Dankwoord

Een speciale dank gaat naar prof. dr. Luc François van de Vakgroep Geschiedenis aan de Universiteit van Gent die tijdens het academiejaar 1994 - 1995 deze bijzondere opdracht mij gaf in kader van zijn opleidingsonderdeel 'Praktische oefeningen : Nieuwste Tijden'. Met een uittreksel uit de Liber Memorialis uit het jaar 1913 kon mijn studie over de hoogleraar Cornelis Adriaan Bergsma beginnen. Mijn biografie was uitgegroeid tot het boeiendste en het meest leerzaam werkje uit deze periode. Het bekijken van verschillende microfiches, het ontleden van enkele handgeschreven documenten, het verzamelen en verwerken van de ontvangen informatie, de reizen in Nederland en België, dit alles liet deze man opnieuw leven.

Catherine Boone