Willem I (1772-1843)

In 2017 wordt aan de Reep in Gent een bronzen standbeeld van Willem I ingehuldigd. Het is een initiatief van het orangistische Comité “Willem Bedankt!” dat er al jaren voor ijvert de vorst te rehabiliteren als stichter van de universiteit en de haven, sponsor van de textielnijverheid en promotor van het openbaar onderwijs in Gent.

De wederkerige liefde van vorst en stad

Het stadsbestuur wenst de herinnering aan de Nederlandse koning te bestendigen door publieke ruimte te reserveren voor een standbeeld dat ook qua vorm beslist neo-negentiende-eeuws aandoet: een orangistisch monument après-la-lettre als het ware, in de stad die na de revolutie van 1830 het hardnekkigst aan het Nederlands bewind bleef vasthangen. Hoe uitte de liefde van Gent voor Willem zich toentertijd, meer specifiek wat haar universiteit betreft? En was de liefde wederzijds?

Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden en zijn vorst

Op 21 september 1815 legt Willem I op het Koningsplein te Brussel de eed af op de grondwet van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. De nieuwe staat is een creatie van het Congres van Wenen (1814-1815) en dient vooral de belangen van Groot-Brittannië. Voor de Europese grootmachten is een Verenigd Koninkrijk der Nederlanden de hoeksteen van de eeuwige vrede die wordt nagestreefd in postnapoleontisch Europa.
Bijna twintig jaar was verstreken sinds de inval van de Franse legers in de Republiek der Verenigde Provinciën in 1795. Toen was Willem’s vader, Willem V van Holland, de laatste stadhouder, het Kanaal over gevlucht. Willem zelf, geboren Willem Frederik van Oranje-Nassau, is vervreemd van Nederland en legt meer belangstelling aan de dag voor zijn Duitse erflanden, in casu Nassau, dan voor het herstel van het stadhouderschap in Holland. Door de Britten wordt hij als een troefkaart beschouwd, precies vanwege de afstamming van de oervader van de stadhouders, Willem van Oranje en de associaties die hij oproept met de Gouden Eeuw. Willem I kan zich ogenschijnlijk naadloos inschrijven in de roemrijke Oranjedynastie. Ook al heeft Nederland geen monarchale traditie, de stadhouderscultus en de verbondenheid tussen Oranje en Groot-Brittannië volstaan om in de geest van de Heilige Alliantie een nieuw koningshuis te stichten, gericht op het hogere doel van de rust en de orde in Europa. Eens de onafhankelijkheid van de nieuwe staat erkend is, mengen de mogendheden zich niet in het bestuur en de staatsstructuur van het ‘amalgaam’. Het wordt een monarchie met een grondwet, waar het revolutionaire beginsel van de volkssoevereiniteit geen plaats heeft. Willem I bestuurt zijn koninkrijk op autoritaire en bureaucratische wijze, vanachter zijn bureau.

De strijd om een universiteit

De Zuidelijke Nederlanden zijn op dat ogenblik een woestijn wat hoger onderwijs betreft. Nog geen handvol instellingen overleeft de val van Napoleon. Talrijke Franse hoogleraren verlaten het land en de medische scholen van Antwerpen, Gent en Brussel en de Brusselse rechtenfaculteit blijven uitgedund achter. In eerste instantie denkt men aan één nieuwe rijksuniversiteit in het Zuiden. De oude, onder het Franse bewind opgeheven Leuvense universiteit geeft het startschot voor een bitse strijd tussen verschillende Belgische steden over de vraag waar deze zal komen. In november 1814 volgt de Gentse gemeenteraad met een rekwest aan de prins van Oranje-Nassau, toen nog soeverein vorst van de verenigde Nederlanden. De geschiedenis wordt opgerakeld. Was het niet in Gent dat in 1576 de fameuze Pacificatie werd gesloten tegen de tirannie van de hertog van Alva? Was niet onder het Huis van Oranje een calvinistische universiteit gesticht in het Pand, jammerlijk te gronde gericht in de Tachtigjarige oorlog? Conclusie: ‘La ville de Gand ne réclame qu’une chose qui a été voulue par les ancêtres du prince magnanime appelé par les Hautes Puissances Alliés pour le bonheur de nos provinces’.

Drie universiteiten in het Zuiden

Het duurt tot 25 september 1816 vooraleer Willem een organiek reglement voor het hoger onderwijs in de Zuidelijke Nederlanden uitvaardigt. Zoals het een autocratisch vorst betaamt, slaat Willem het advies van de bevoegde Commissie om één universiteit te stichten in de wind. Hij  richt in het Zuiden drie rijksuniversiteiten op: in Leuven, Luik en Gent, als spiegelbeeld van Leiden, Utrecht en Groningen in het Noorden. Het is zijn wens om op die manier beide landsdelen dichter bij elkaar te brengen en voor een evenwicht te zorgen. Het risico dat de elites in het Zuiden zich benadeeld zouden voelen is te groot. Juist ‘in dit gedeelte des Rijks [is] de staat van het openbaar onderwijs sedert 25 jaren meer dan in het andere verwaarloosd geweest’. De concentratie van kritische studenten in één – van oudsher katholieke – universiteit In Leuven is te bedreigend. De concurrentie tussen de drie instellingen zal de wetenschap bovendien ten goede komen, daar is Willem van overtuigd.

Betrouwbare en competente hoogleraren

De hoogleraren in het (Verenigd) Koninkrijk der Nederlanden zijn rechtstreeks door de kroon aangestelde ambtenaren, een positie die vrijer en onafhankelijker is dan vroeger. De moderne geest van de verlichte monarch die kunsten en wetenschappen beschermt, wordt door velen onder hen geprezen. In het Zuiden benoemt Willem bijna uitsluitend (breeddenkende) katholieken, vanuit de overweging dat zij het vertrouwen hebben van de lokale bevolking en een gunstige invloed zullen uitoefenen op de publieke opinie.   
Bij de eerste is de Nieuwpoortse arts Jacques Louis Kesteloot die een belangrijke rol speelde in het overtuigen van de koning om voor Gent te kiezen en niet voor Brugge of Doornik. De Nederlandse kanselredenaar Johannes Schrant is moeilijker te overtuigen om een professoraat in de Nederlandse letterkunde en welsprekendheid te aanvaarden: hij schrikt terug voor de ‘Fransche zeden’ in Gent. Willem benoemt ook goed aangeschreven en loyale Gentenaars, zoals de jonge advocaat Pierre De Ryckere. Deze schrijft ter gelegenheid van Willem’s bezoek aan Gent op 11 juli 1817 een ode voor Wilhelmo I, Belgarum Regi. Daarnaast rekruteert de koning ook actief in het buitenland, met name in Duitsland en Frankrijk. Zo maakt de befaamde hoogleraar strafrecht Jacques-Joseph Haus deel uit van het oorspronkelijke professorenkorps. Opmerkelijk is dat de koning de buitenlandse hoogleraren persoonlijk overhaalt om zich effectief in Gent te vestigen. Het zal sommigen ertoe aanzetten een extra vergoeding of schadeloosstelling voor hun verhuizing te claimen.

Een lege troon

De Universiteit van Gent wordt op 9 oktober 1817 ingehuldigd door erfprins Willem Frederik en niet door koning Willem I zelf. De troon op het bekende schilderij van Mathieu-Ignace van Bree in het Rijksmuseum te Amsterdam is inderdaad leeg; een geschilderd portret van Willem I onder de troonhemel moet dit compenseren. In zijn toespraak tot de erfprins betuigt burgemeester De Lens de publieke dankbaarheid tegenover de koning als ‘weldoener’ en als erfgenaam van de ‘Grand Guillaume’, stichter van de universiteit van Leiden.  Rector Jan van Rotterdam rapporteert aan Den Haag dat aan de nieuwe universiteit de beste verstandhouding en harmonie heerst: ‘alle syn met zoo veel iever werkzaam, als wy besielt syn, met dankbaare herkentenisse aen onsen goeden koning aen wie onse stad en wy in het besonder zoo veel verplichting schuldig syn’.

Is onderwijs een recht van de overheid en/of de kerk?

Willem I investeert aanzienlijk in het hoger onderwijs, zowel uit de schatkist als uit eigen middelen. Maar in de aanloop naar de revolutie van 1830 wordt het staatsmonopolie op de universiteiten zowel voor katholieken als voor liberalen in het Zuiden een steen des aanstoots. Voor de katholieke critici is de moderne geest waarmee het Franse centralistische model overgoten wordt een problematisch gegeven. De klachten richten zich op de vraag of onderwijs een recht is van de overheid en/of de kerk. Willem van zijn kant wil tot een snelle unificatie van de reglementen uit het Noorden en het Zuiden komen. Hij negeert de groeiende klachten en richt in 1828 een nieuwe hoger onderwijscommissie op. Zijn doel is modernisering volgens het Duitse model en centralisatie naar het Franse voorbeeld, wat ook binnen de universiteiten zelf tot behoudsgezinde reflexen leidt. 

Onafhankelijkheid en machtsverlies

In juni 1829 bezoekt de koning de Gentse universiteit als onderdeel van een rondreis in het Zuiden die als een laatste charmeoffensief kan worden opgevat. Hij wil zich persoonlijk vergewissen van de stemming onder de bevolking en zich van zijn vaderlijke en verantwoordelijke kant laten zien. Willem houdt een toespraak voor de studenten in de Aula, overigens de eerste en enige keer dat hij dat heeft gedaan. De rondreis mag niet baten. Goed een jaar later is de Belgische revolutie een feit. Niettegenstaande de grootmachten de onafhankelijkheid en soevereiniteit van België zeer snel erkennen, blijft Willem I halsstarrig weigeren het vredesverdrag te ondertekenen. Hij verliest daarmee de steun van de grootmachten en vergroot het gat in de schatkist voor een project waar de bevolking in het Noorden zich amper mee kan identificeren. Uiteindelijk kan de koning niet anders dan het Verdrag der XXIV Artikelen ratificeren (1839) maar dat betekent onherroepelijk machtsverlies, ook binnen de grenzen van zijn ingeperkte staat. In 1840 doet Willem dan ook troonsafstand ten voordele van zijn zoon, Willem II. 

Orangistisch Gent

Omdat Willem I de Belgische onafhankelijkheid gedurende negen jaar weigert te erkennen  is de consolidatie van de jonge Belgische staat een moeilijk proces. In Gent kunnen de orangisten het langst van alle steden het stadhuis behouden, dankzij de electorale steun van de commerciële en industriële elites die baat hebben gehad bij de subsidies van Willem I voor de industrialisering van de katoennijverheid. De gematigde en zeer geliefde burgemeester Joseph Van Crombrugghe, orangistisch burgemeester van Gent tussen 1826 en 1836, zal in 1834 evenwel de harde oppositie tegen België afzweren. De radicalen groeperen zich rond de jurist Hippolyte Metdepenningen, notoir vrijmetselaar en één van de eerste alumni van de Gentse universiteit.

En de universiteiten?

De universiteiten in Noord en Zuid ontwikkelen zich na 1830 verder op gescheiden wegen. In het Noorden blijft het reglement uit 1815 tot 1876 gehandhaafd en is de homogenisering van de universitaire cultuur een succes. In het onafhankelijke België ontstaan al gauw twee vrije universiteiten, de Université Libre de Bruxelles in 1834 en de Katholieke Universiteit te Leuven in 1835.  Willem trekt zijn neus op voor de ‘zoogenaamde Vrije Hooge Scholen’, die ‘niet uit staatskassen, maar uit particuliere fondsen worden onderhouden, en dus waarschijnlijk aan een verschillend toezigt onderworpen zijn’. De Gentse rijksuniversiteit past zich vrij snel aan de nieuwe context aan. Na een korte periode van chaos en ontslagen van voornamelijk buitenlandse hoogleraren, blijven orangistische professoren als Kesteloot actief, anderen worden met de reorganisatie van het hoger onderwijs in 1835 op pensioen gesteld.

Willem I blijft als stichter van de universiteit in het collectief geheugen van de Gentenaars gebeiteld. Het opschrift op het fries onder het driehoekig fronton op de Aula in de Voldersstraat luidt: Auspice. Gulielmo. I. Acad. conditore. Posuit. S.P.Q.G. MDCCCXXVI.

Gita Deneckere
Vakgroep Geschiedenis UGent
12 februari 2016

Hoe verwijs je naar dit artikel?
Deneckere, Gita. “Willem I (1772-1943). De wederkerige liefde van vorst en stad.” UGentMemorie. Laatst gewijzigd 5.5.2021. (www.ugentmemorie.be/personen/willem-i-1772-1843)

Literatuur

De Clerck, Karel. "De stichting van de Gentse universiteit." In Hoofdmomenten uit de ontwikkeling van de Gentse rijksuniversiteit (1817-1967), uitgegevn door Karel De Clerck & Theo Luykx, 5-27. Gent: RUG, 1967.
Deneckere, Gita. " ‘Almost romantick’. Het Huis van Oranje in het Europees Concert." In Het (on)Verenigd Koninkrijk. Een politiek experiment in de Lage Landen 1815-1830-2015, uitgeven door R. Aerts & G. Deneckere, 24-39. Rekkem: Ons Erfdeel, 2015.
Dhondt, Pieter. "Het beste van drie werelden. Inspiratie voor het universiteitsbeleid vanuit Nederlandse, Franse en Duitse tradities." In Belg en Bataaf. De wording van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, uitgegeven door F. Judo & S. Van de Perre, 225-244. Antwerpen: Polis, 2015.
Eeckhout, P. "De installatie van de Universiteit te Gent door Mathieu van Bree." Bulletin van het Rijksmuseum 16 (1968, 3) 107–121.
Koch, Jeroen. Koning Willem I  1772-1843. Amsterdam: Boom, 2013.
Roelevink, Joke. " 'Eenen eik, die honderd jaren behoefde, om groot te worden'. Koning Willem I en de Universiteiten van het Verenigd Koninkrijk." In Staats- en natievorming in Willem I’s koninkrijk (1815-1830), uitgegeven door C. Tamse & E. Witte, 286-309. Brussel: VUB-Press, 1992.
Witte, Els. Het verloren koninkrijk. Het harde verzet van de Belgische orangisten tegen de revolutie 1828-1850. Antwerpen: De Bezige Bij, 2014.

Deel deze pagina: 

Herinneringen

F.P. Cassel blikt terug op zijn tijd als eerste hoogleraar Plantkunde in Gent

‘Want Gij hebt gewild, dat ik aan de Universiteit van de bloemenlievende stad, in de Scientia ambities zou onderwijs geven. En in het beroemde Gent vond ik een plantentuin, rijk aan schatten uit alle landstreken; ook inwoners , die de cultus van Flora volledig zijn toegedaan, zodat, wie de plantkunde bemint, moeilijk een plaats kan vinden, die gunstiger is dan deze stad.”

(F.P. Cassel, eerste hoogleraar Plantkunde van de Gentse universiteit in 1817-1819/20)

Uit: Franciscus Petrus Cassel, Morphonomia botanica, sive observationes circa proportionem et evolutionem partium plantarum (Keulen: DuMont-Schauberg, 1820) s.p..

Nederlandse vertaling uit Michel Thiéry, Bij de 150e verjaardag van de Plantentuin der Universiteit Gent (1797-1947) (Gent: Snoeck, 1947) 27.