Gent wil een universiteit
De val van Napoleon in 1814 betekent het einde van de streng gereglementeerde Keizerlijke Universiteit die het Europese hoger onderwijs sinds de Franse Revolutie 25 jaar lang beheerst en ontreddert. De Belgische steden wachten vol spanning op de beslissing van hun nieuwe vorst Willem I in verband met het academisch landschap dat hij in de Verenigde Nederlanden voorziet. Leuven verwacht de herinstallatie van haar eeuwenoud katholiek Studium Generale en Luik en Brussel menen hun Franse Academies te mogen verzilveren in een eigen universiteit. Ook Gent vindt een universiteit aanlokkelijk en mengt zich in de strijd om de gunst van Willem I.
Cultureel kapitaal
In 1814 is een universiteit een aantrekkelijk vooruitzicht voor een stad als Gent. In de eerste plaats omdat het de uitstraling van de stad sterk vergroot en haar positie als bloeiend handels- en nijverheidcentrum kan versterken. Een universiteit betekent daarnaast een culturele verrijking. Studenten en vooral hoogleraren zijn gedroomde cultuurparticipanten, die verenigingen versterken en oprichten, boeken kopen en schrijven, concerten bezoeken en aantrekken, enzovoort en waar kortom een enorm cultureel kapitaal mee gewonnen wordt. De invloedrijke Gentenaar en pleitbezorger van een universiteit Karel Van Hulthem droomt bijvoorbeeld van een vruchtbare samenwerking tussen de lokale amateurtelers, de plantentuin en de hoogleraar plantkunde. Het economische potentieel is geen beweegreden voor de stad. In 1814 brengt een stad vooral de lasten en kosten van een universiteit in rekening: de investeringen in universiteitsgebouwen, collecties en accommodaties. Dat de universiteit ook een krachtige economische motor kan zijn voor de stad, is een besef dat pas door zal dringen in het midden van de twintigste eeuw.
Een of meerdere universiteiten?
Nog voor Willem I officieel koning wordt van de Zuidelijke Nederlanden, stellen Leuven, Gent en Brussel zich officieel kandidaat als universiteitsstad. Nadat de vorst orde op zaken heeft gesteld in het universitaire landschap van de Noordelijke Nederlanden en er de universiteiten van Leiden, Groningen en Utrecht heeft heropend, stelt hij in november 1815 een commissie samen die zich zal buigen over het universiteitsvraagstuk van de Zuidelijke Nederlanden. Gent is vooral geïnteresseerd in de vraag of er één of meerdere universiteiten moeten komen en indien er meerdere komen, in welke steden. Kanunnik De Bast, een bejaarde oudheidkundige en numismaticus, vertegenwoordigt als enige van de zes leden de Gentse stem in de commissie. Goed beseffende dat zijn stad geen schijn van kans maakt als er maar één universiteit wordt opgericht, ontpopt hij zich als koppige voorstander van de regionale decentralisatie van het hoger onderwijs zoals dat ook in het Noorden het geval is. De gezonde wedijver tussen verschillende instellingen zal volgens De Bast voorkomen dat een universiteit zichzelf in slaap wiegt. Het is een sneer naar Leuven waar het roemrijke Studium Generale rond 1750 zijn wetenschappelijke glans verloor. Volgens de andere leden van de commissie volstaat één universiteit en is versnippering om materiële en organisatorische redenen af te raden. Daarmee verdedigen ze in feite het imperiaal-Franse model van het hoger onderwijs, waarbij er één rijksuniversiteit is die via athenea en faculteiten kan uitzwermen.
Brugge of Gent?
Als er dan toch verschillende universiteiten moeten worden gesticht, zo verklaart de commissie in haar eindrapport, dan moet gekozen worden voor Leuven, Luik en Brugge. In Brugge staat de benedictijnenabdij ter beschikking waar reeds een bibliotheek en verschillende wetenschappelijke collecties aanwezig zijn. De stad is minder dicht bevolkt dan Gent en kan daardoor meer faciliteiten aanbieden aan de studenten én ze beter in de gaten houden. Later voegt de provinciegouverneur daar nog aan toe dat de Bruggelingen een zachtaardig karakter hebben, ‘qu’ils accueillent toujours bien les étrangers et sont plein d’égards pour eux’. Onuitgesproken is de voorkeur van de commissie voor het Fransgezinde, katholieke Brugge boven het pro-Nederlandse Gent. Opnieuw distantieert kanunnik De Bast zich van dit advies en pleit hij zelf voor universiteiten in Leuven, Gent en Luik en een ‘Atheneum illustre’ in Brussel.
Brussel, Leuven, Luik, Brugge, Gent, Antwerpen of Doornik?
De adviezen van de commissie blijven niet geheim voor de verschillende steden die kandidaat zijn. In tientallen rekwesten van stedelijke, provinciale en kerkelijke besturen worden de eigen kwaliteiten in de verf gezet en wordt de concurrentie onderuit gehaald. Het Gentse stadsbestuur benadrukt in haar rekwesten zijn loyaliteit tegenover de nieuwe vorst en de voordelen van de geografische ligging. Bij wijze van charmeoffensief stelt de gemeenteraad een van de brieven zelfs in het Nederlands op. Als ultiem argument beroept de stad zich op historische gronden: ten tijde van de calvinistische stadsrepubliek, tussen 1577 en 1584, bestond er een machtige alliantie tussen de Gentenaars en het Huis van Oranje en was er in Gent een calvinistische universiteit. De gouverneur van Oost-Vlaanderen, bijgetreden door de voorzitter van de School voor Geneeskunde, haalt in zijn rekwest ten voordele van Gent de Plantentuin, de School voor Geneeskunde, de redelijke huurprijzen en de centrale ligging in de ‘Vlaams’ sprekende provincies aan.
Gent kraait victorie
Op 25 september 1816 verlost de koning de steden van hun spanning: er komen drie rijksuniversiteiten: in Leuven, Gent en Luik. Brugge en Brussel krijgen net zoals Doornik, Namen, Antwerpen, Maastricht en Luxemburg een atheneum. De koning heeft het advies van de commissie dus naast zich neergelegd. Vanuit het standpunt van de vorst zijn drie universiteiten voor de Zuidelijke Nederlanden, analoog met de Noordelijke Nederlanden, perfect verdedigbaar. De keuze voor Leuven als stad voor de enige rijksuniversiteit in het zuiden was omwille van politieke redenen niet aantrekkelijk: het is een machtig katholiek en Franstalig bastion, terwijl de vorst het hoger onderwijs juist wil onttrekken aan de kerk. In Gent wonen daarentegen verschillende burgers met orangistische sympathieën en de stad is geografisch het meest voor de hand liggend: in het midden van Vlaams grondgebied, niet zo afgelegen als Antwerpen en Brugge, en ver genoeg van de universiteitsstad Luik in het Franstalige taalgebied. Kanunnik De Bast heeft het voor elkaar gekregen en is de grote overwinnaar in Gent. Een jaar later, op 7 oktober 1817, zal Gent haar rijksuniversiteit symbolisch in de armen sluiten met de plechtige opening van het academiejaar, die gehouden wordt in de troonzaal van het Gentse stadhuis.
Fien Danniau
Vakgroep Geschiedenis
20 augustus 2010
Hoe verwijs je naar dit artikel?
Danniau, Fien. "Gent wil een universiteit". UGentMemorie. Laatst gewijzigd 01.09.2015. www.ugentmemorie.be/artikel/gent-wil-een-universiteit.
Literatuur
-
R.F. Apers, ‘Uit het verleden der Gentse universiteit’, in: De RUG en het studentenleven te Gent, Gent, 1949, pp. 25-43.
-
Herman Balthazar, ‘19de en 20ste eeuw. Groei tot industriële grootstad’, in: Johan Decavele (red.), Gent: apologie van een rebelse stad, Antwerpen, 1989, pp. 155-183.
-
Pieter Caljé, ‘Proximity without propinquity? De verschuivende relatie tussen de stad Delft en het Polytechnisch onderwijs in de negentiende en twintigste eeuw’, in: Bert Theunissen (red.), De universiteit en de stad 1800-2000, themanr. Gewina, 24, 2001(1), pp. 60-73.
-
Karel De Clerck, ‘De stichting van de Gentse Universiteit’, in: Hoofdmomenten uit de ontwikkeling van de Gentse Rijksuniversiteit (1817-1967), Gent, 1967, pp. 5-27.
-
Andrée Despy-Meyer, ‘Instellingen en netwerken’, in: Robert Halleux (red.), Geschiedenis van de wetenschappen in België, Brussel, 2001, pp. 71-89.