4. Een modelbeluik
Eerste saneringsgolf
Het stadsbestuur ziet een eerste oplossing in het overwelven of dempen van de vele vervuilde grachten en waterlopen. Gent ondergaat een ware metamorfose! Daarnaast gaat de stad over tot de sanering van ongezonde stadswijken via een nieuwe wet die het mogelijk maakt straten en pleinen aan te leggen in bewoond gebied. De financiële kost van de onteigening wordt terugbetaald door de verkoop van de in waarde gestegen percelen. Zo vergaat het in 1861 onder andere de buurt aan de huidige Bagattenstraat. De eerste golf van saneringen verdrijft de bewoners naar de noordelijke stadsrand en zo mogelijk naar nog slechtere beluiken en woonkazernes. Met ‘Prijzen voor orde en netheid’ stimuleert het stadsbestuur de arbeiders tot meer hygiënische zelfdiscipline.
Het De Vreesebeluik, een modelbeluik
Het stadsbestuur en de rijke burgerij bekostigen nieuwe prestigieuze gebouwen in het stadscentrum zoals de Aula, de opera, het justitiepaleis en talloze burgerhuizen. De arbeidersbeluiken in het stadscentrum passen niet in hun burgerlijke plaatje en worden weggemoffeld achter nieuwe gevels. Zo krijgt de architect Charles Leclerc-Restiaux de opdracht de open ruimte aan de Sint-Pietersabdij aan te pakken. Hij tekent een homogene compositie van burgergevels die de arbeiderskrotten maskeren. Grenzend aan het plein, op de plaats waar vandaag de Boekentoren de faculteit Letteren en Wijsbegeerte staan, neemt Lieven De Vreese het initiatief om in 1848 een ‘modelwerkmanscité’ te bouwen. Naar de inzichten van politicus en professor Adolphe Burggraeve, die het huisvestingsprobleem net als Mareska en Heyman vanuit het gezondheidsperspectief benadert, verrijst de ‘Cité Ouvrière of ‘De Vreesebeluik’ met bredere steegjes en comfortabelere huisjes dan zijn beruchte buur Batavia. Binnen in het beluik bevinden zich bovendien een bakkerij, kruidenierszaak, slagerij, herberg en grasplein. Aan weerszijden van het beluik en uitgevend op het Sint-Pietersplein dienen twee triomfbogen als ingang. Als de cholera-epidemieën van de jaren 1850 aan het De Vreesebeluik voorbij gaan, ziet men daarin het bewijs van het nut en succes van dit type beluik. Maar het stadsbestuur is niet enthousiast: het zou de andere arbeiders maar attent maken op hun eigen miserabele woonomstandigheden.
Tweede saneringsgolf
De volgebouwde en verkrotte stad krijgt ademruimte als de octrooibelastingen in 1860 worden afgeschaft en de stadsomwalling wordt afgebroken. Zeven jaar later volgt een tweede onteigeningswet waardoor niet alleen buurten, maar hele stadszones kunnen worden gesaneerd. Niets belet het stadsbestuur nog om industrie en bevolking te verdrijven uit het stadscentrum ten behoeve van prestigieuze burgerlijke bouwprojecten. Van de beluikeigenaars heeft de stad even weinig te vrezen als van de bewoners. Dat zijn vooral middenstanders die toch niet tot het kiespubliek behoren. Het stadsbestuur legitimeert de saneringsgolf met humanitaire argumenten – bezorgdheid over de woonomstandigheden – maar in de praktijk zijn de arbeiders weinig beter af in de nieuwe beluiken. Ook Batavia zal er in deze tweede saneringsfase aan moeten geloven want de universiteit in de Voldersstraat barst uit haar voegen...