1. Van abdijdorp tot industriële wijk

Rond 630 kiest de benedictijn en missionaris Amandus de Blandijnberg als vestigingsplaats voor een nieuw klooster en komt de geschiedenis van de Blandijnberg na eeuwenlang fragmentarisch te zijn bewoond, echt op gang. De Sint-Pietersabdij groeit dankzij een florerende wijnbouw en een reeks machtige beschermheren als Karel de Grote, de graven van Vlaanderen en de aartshertogen Albrecht en Isabella uit tot een belangrijk religieus en economisch centrum met een immens grootgrondbezit. Sint-Pieters-dorp blijft eeuwenlang gescheiden van Sint-Baafs, de andere Gentse kloostergemeenschap aan de samenvloeiing van Leie en Schelde. De Ketelvest is de grens en de Sint-Pietersnieuwstraat de historische verbindingsweg tussen beide.

De Franse Revolutie in 1789 en de annexatie van de Zuidelijke Nederlanden bij Frankrijk luidt een nieuwe episode in voor het Sint-Pietersdorp. De gronden en goederen van de abdij worden net als die van andere religieuze gemeenschappen geconfisceerd door de staat. De laatste monniken worden verdreven en het dorp wordt ingelijfd bij Gent. De parochiekerk van Onze-Lieve-Vrouw gaat onder de sloophamer en wordt vervangen door een marsplein, het huidige Sint-Pietersplein.

De vrijgekomen terreinen van Sint-Pieters komen net op tijd om de ontluikende Gentse textielindustrie extra ruimte te geven. Tussen de oever van de Muinkschelde en de Sint-Pietersnieuwstraat verrijst in de eerste helft van de 19de eeuw een gordel van katoen- en vlasfabrieken. De verpauperde plattelandsbevolking van Sint-Pieters is het eerste fabrieksproletariaat.

Lees verder: 'De Gentse krottenwijken'

Deel deze pagina: 

Herinneringen

Blandinius, de stigting der stad Blandinium en andere dingen

Naer deze overwinning keerde Blandinius weder nae Belgis, en offerde daer zes van zyne kinderen aen de goden. Hy liet 'er nog twee binnen deze stad, en reysde vervolgens tot den tempel van Minerva. Hy bouwde daer eene stad, die hy Blandinium noemde en met vestingen omringde. In de zelve aen veêrde hy alle vlugtelingen en ballingen, zoo Hostiliers, Hunnen als Belgen. Hy dede zulks om een beschut te hebben tegen die van Belgis; want niet tegenstaende dat 'er vele hem genegen waeren, droegen verscheyde hem nog een geveynsd hert toe.
Hier naer bouwde hy omtrent de zee eene andere stad, die men nu Gend noemd, binnen de welke hy overleden is. Men meynd dat hy die stigtte op den berg van Minerva, ter plaets daer nu de abdye van S. Pieters staet; want men vind in zommige oude schriften dat daer eertyds eene stad gestaen heeft die Blandinium genoemd was.
Lucius schryft dat Gorgobundus, koning van Britanien, ten tyde van dezen Blandinius, over zee kwam en het land van Ruthenen (nu Vlaenderen) innam, alwaer hy verscheyde steden verdierf. Vervolgens trok hy nae de plaets daer Gend nu staet, en belegerde de stad Blandinium. Blandinius dit vernemende, vergaederde de Hunnen, Romeynen en Belgen, die rondom hem woonden; benevens die van Servien of Bergen, Phanum Martis en Phanum Solis, en kwam aldus met een ontzaglyk leger tegen zynen vyand te velde. Zy sloegen dry staende slagen, in de welke Gorgobundus de nederlaeg kreeg en met den overschoot van zyn volk de vlugt moest nemen.
Naer dezen zegeprael dede Blandinius zyne stad Blandinium merkelyk vermeerderen en versterken. Vervolgens bouwde hy omtrent de meerschen der rivier Hugna (op dien tyd aldus genoemd) een sterk kasteel, niet verre van eene plaets die (volgens Lucius) Cristoïnus genoemd was. Middelertyd trok Gorgobundus nae een ander gewest, en bestormde Morinum, het omliggende land bedervende en de Ruthenen veel kwaed doende. Alsdan kwam Blandinius die van Morinum of Terouanen (op hun verzoek) ter hulp. Hy besprong de vyanden van agter, en de stedelingen, onder het beleyd van hunnen koning Ansuwardus, tasten hun van vooren aen. De Britanieren kreegen de nederlaeg; maer Ansuwardus bleef dood. Hier naer koozen die van Terouanen Suardus, zoon van Blandinius, tot hunnen koning.

 (Marcus van Vaernewyck, auteur van De historie van Belgis uit 1574)

 Uit: Marcus van Vaernewyck, De historie van Belgis, Gent, 1829, kapittel XVIII. LINK