Pirenne, Henri (1862-1935)

Amper twee jaar na zijn doctoraat in de geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Luik behaald te hebben (op 6 juli 1883) en na een postgraduaat in Parijs en in Leipzig en Berlijn, wordt Henri Pirenne benoemd in Luik en reeds het jaar daarop, in 1886, in Gent. Hij zal er tot in 1930 nationale en middeleeuwse geschiedenis doceren.

Wetenschappelijke vlucht

Pirenne komt in Gent aan op een scharniermoment: hij organiseert mee de ingrijpende programma-hervorming van 1890 in de faculteit Letteren en Wijsbegeerte waarmee deze de amateuristische, romantische benadering inruilde voor een op eruditie en kritische bronnenanalyse gesteunde verwetenschappelijkte aanpak. In de periode voor de Eerste Wereldoorlog leidt Pirenne een rustig burgerlijk bestaan, waarin hij reeds grote internationale roem oogst voor zijn moderne bronnenedities (in 1907 werd hij secretaris van de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, een scharnierfunctie in dit opzicht) en zijn vernieuwende ideeën. Vooral op het terrein van de sociale en economische geschiedenis van de middeleeuwen, en in de eerste plaats van de middeleeuwse stedelijke samenleving en burgerij worden zijn inzichten richtinggevend voor het internationaal onderzoek. In deze decennia publiceert hij ook het eerste van zijn zevendelige magum opus, zijn ‘Histoire de Belgique’ (1900-1932), waarmee hij bij een zeer breed publiek bekendheid verwerft.

Eerste Wereldoorlog

De Eerste Wereldoorlog wordt een zware beproeving: niet alleen sneuvelt een van zijn vier zonen aan het front, hij raakt zwaar ontgoocheld door de nationalistische reflex van zijn voordien zo bewonderde Duitse collega’s. Op 18 maart 1916 wordt hij gearresteerd en weggevoerd in gevangenschap en ballingschap naar Duitsland, omdat hij de spil was geworden van het verzet tegen de door de bezetter opgelegde vernederlandsing van de Rijksuniversiteit.
Terug uit gevangenschap, incarneert Pirenne, samen met koning en kardinaal, ‘poor little Belgium’ en hij ontpopt zich als grote tegenstander van de vernederlandsing van de Gentse universiteit.

Roem en erkenning

Zijn wetenschappelijke roem overstijgt de landsgrenzen. In 1919 ontvangt hij, samen met vooraanstaande politici en toonaangevende geallieerde legerleiders in Oxford een eredoctoraat. Eén van de vijftien die hij in totaal mocht in ontvangst nemen. In 1914 had hij trouwens al twee Duitse eredoctoraten terug naar afzender gestuurd. Daarnaast is hij titularis van twee vijfjaarlijkse prijzen voor nationale geschiedenis (in 1902 en 1921) en van de eerste Francqui-prijs ooit (1933). In 1912, 1921 en 1932 is hij het voorwerp van grootschalige en nationale eremanifestaties. Zijn reis naar de Verenigde Staten in 1922 wordt een triomftocht: hij krijgt een ontvangst op het Witte Huis en houdt lezingen aan alle Ivy League instellingen. Zijn reis biedt de gelegenheid tot het lanceren van alweer een klassieker, die tot op onze dagen voor vele undergraduates verplichte lectuur is: zijn ‘Medieval cities: their origins and the revival of trade’ (Princeton, 1925).

Rector

Tussendoor blijft Pirenne lesgeven in Gent. De vele getuigenissen van oud-studenten schetsen het beeld van een zeer vinnig en gedreven lesgever en van een inspirerend promotor, zoals vastgelegd in de bekende karikatuur van Jacques Ochs op de frontpagina van de ‘Pourquoi pas?’ van 9 oktober 1925. In de moeilijke jaren na de Eerste Wereldoorlog is hij bovendien, nadat zijn collega proximus en medegevangene Paul Fredericq zich heeft teruggetrokken omwille van gezondheidsproblemen, in de lente van 1919 aangetreden als rector van de Gentse universiteit, een opdracht die hij tot 1922 zal vervullen. In deze hoedanigheid houdt hij bij de opening van de academiejaren een aantal rectorale redevoeringen waarin hij een scherpe analyse maakt van het Duitse nationalisme en komaf maakt met de op raciale denkbeelden gefundeerde geschiedenisopvatting. De bekendste omwille van de ongewone en provocerende titel is ongetwijfeld ‘Ce que nous devons désapprendre de l’Allemagne’ uitgesproken op 18 oktober 1921. In deze teksten ontwikkelt Pirenne een, in het licht van wat komen ging in de jaren 1930 en 1940, quasi profetische visie.

Vernieuwende geschiedschrijving

In 1929 wordt door twee in Straatsburg actieve historici, Marc Bloch en Lucien Febvre een tijdschrift gelanceerd ‘Annales d’histoire économique et sociale’ dat de geschiedenis en de sociale wetenschappen in het algemeen fundamenteel zal vernieuwen. Hoewel Pirenne het aanbod om de eerste directeur van de redactie te worden bij herhaling afwijst, sluit hij nauw aan bij deze vernieuwingsbeweging. In zijn onderzoek combineert Pirenne een traditie van kritische bronnenanalyse met aandacht voor het algemene en het comparatieve. Hij is bijvoorbeeld een van de eersten die een ‘Europese geschiedenis’ op stapel zet, terwijl zo goed als al zijn tijdgenoten vanuit een nationaal kader denken,. Hij verleent door een studie over België tijdens de Eerste Wereldoorlog en door het laatste deel van de Histoire de Belgique academische adelsbrieven aan de tot dan met argwaan bekeken hedendaagse geschiedenis. In vele van deze latere studies staan collectieve bewegingen en attitudes centraal of nog grote processen zoals in zijn postuum werk ‘Mahomet et Charlemagne’ uit 1937. In die zin is hij ook een voorloper van vele latere en hedendaagse trends.
Henri Pirenne is bij dit alles steeds vertrokken uit de aandachtige observatie van zijn eigen samenleving, als opgroeiende jongeling in het vaderlijke textielbedrijf in Verviers, als hoogleraar in het industriële en door sociale strijd gekenmerkte Gent van rond de eeuwwisseling: de band met het ‘echte leven’ blijft bij deze als figuur en intellectueel gulzig levende historicus steeds aanwijsbaar. In een aantal ego-documenten en persoonlijke bedenkingen geschreven tijdens de Eerste Wereldoorlog, onder meer zijn ‘réflexions d’un solitaire’ (uitgegeven in 1994) laat Pirenne ook toe te kijken in zijn motivaties en fundamentele opvattingen als historicus.

Marc Boone
Vakgroep Geschiedenis UGent
16 augustus 2010

 

Hoe verwijs je naar dit artikel?
Boone, Marc. "Pirenne, Henri (1862-1935)." UGentMemorie. Laatst gewijzigd 21.10.2016. http://www.ugentmemorie.be/personen/pirenne-henri-1862-1935

Bibliografie

www.UGentMemorialis.be

Boone, Marc. "Henri Pirenne (1862-1935): godfather van de Gentse historische school?" Handelingen der Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent 60 (2006): 3-19.

Dhondt, Jan.  "Henri Pirenne: historien des institutions urbaines." Annali della fondazione Italiana per la storia amministrativa 3 (1966): 671-723.

Keymeulen, Sarah. "Het fenomeen Pirenne: de geschiedenis van een reputatie." PhD Diss., Universiteit Gent, 2017.

Keymeulen, Sarah en Jo Tollebeek. Henri Pirenne, Historian: a Life in Pictures. Leuven, Belgium: Leuven University Press, 2011. (Recensie UGentMemorie)

Lyon, Bryce Dale en F. L Ganshof. Henri Pirenne : a Biographical and Intellectual Study. Gent: Story-Scientia, 1974.

Prevenier, W. "Pirenne, Jean, Henri, Otto, Lucien, Marie, gezegd Henri, historicus." In Nationaal Biografisch Woordenboek XIX: 753-770. Brussel: Paleis der Academiën, 2009.

UGent-website Henri Pirenne

Biografie van Henri Pirenne in de 'Digithèque' van de ULB

 

Type persoon: 
Deel deze pagina: 

Herinneringen

Voor Luiks historicus Paul Harsin is Henri Pirenne een 'Luikenaar'

“De Universiteit Luik kan de sterke verbanden tussen Henri Pirenne en zichzelf niet vergeten. Door zijn geboorte en zijn opvoeding, door zijn wetenschappelijke opleiding, is Henri Pirenne bien de chez nous.

 

Paul Harsin, historicus aan de Rijksuniversiteit Luik,  besluit in 1936, het jaar na Henri Pirenne's overlijden, dat enkele van Pirenne's pluimen op de hoed van de Luikse universiteit mogen staan. Pirenne was als 23-jarige een jaar werkzaam aan de Rijksuniversiteit Luik. Vanaf september 1886 trekt de mediëvist naar Gent om er zijn carrière uit te doen. 

Uit: Halkin, Léon-Ernest en Paul Harsin. Liber memorialis: lUniversité de Liège de 1867 à 1935. Introduction. Faculté de Philosophie et Lettres. Faculté de Droit., vol. 1. Luik: Universiteit van Luik, 1936.

De flamingant Leo Picard verdedigt zijn leermeester Henri Pirenne

Leo Picard: Men kan een man als Pirenne niet verguizen. Hij was een zeer groot man, als mens vol leven en temperament en als professor magnifiek. Ik heb nooit een betere gehad. Daarbij is hij een groot historicus. Zijn Charlemagne en zijn Mohammed zijn groots van visie en uitwerking. Maar Pirenne is ook de man van een zeer bepaald Belgisch standpunt van een zeer bepaalde Belgische periode: de tijd van het expressionisme van Leopold II, het groeien uit een eng provincialisme, dat niet alleen Vlaams maar ook Belgisch was, naar een Europese gemeenschap. Pirenne heeft zijn wetenschap in dienst gesteld van deze Belgische politiek, van deze Belgische integratie, maar dat doet niets af aan de figuur van Pirenne. Ik heb het vroeger al gezegd: iedere tijd heeft zijn eigen gisteren en daar moet men bij de beoordeling rekening mee houden.

Joos Florquin: En zijn ‘Histoire de Belgique’?

Leo Picard: Is een standaardwerk. Het hoofdstuk over de textielnijverheid bv. is prachtig. Maar men moet altijd rekening houden met de relativiteit van de geschiedschrijving. Het is een begrip dat mij nu meer dan ooit passioneert en Pirenne is er een treffend voorbeeld van. Hij is een typische uiting van het Belgisch nationalisme, die op de gedachte van een kleine lezing over de Nation Belge van 1895 heel zijn geschiedenis van België heeft gebouwd. En daar staat veel waardevols in, wat men er ook moge van zeggen.

Interview van journalist Joos Florquin met historicus en flamingant Leo Picard (1888-1981) in 1963.
Op. cit. Florquin, Joos. Ten huize van... 17: 71 (Leuven: Davidsfonds, 1981).

Volgens Hans Van Werveke was Henri Pirenne een modelacademicus

Henri Pirenne heeft op mij een grote indruk gemaakt. Hij was een historicus van groot formaat. Hij was niet alleen een uitstekend lesgever, die buitengewoon boeiend en meeslepend was in zijn kolleges ex cathedra, maar hij was ook een groot geleerde, die door zijn praktisch onderwijs nog belangrijker was voor de vorming van de historici. Hij was in België een der eersten om, na Vanderkindere in Brussel, Godefroid Kurth in Luik en Paul Frédéricq in Luik en Gent, praktisch onderwijs in de geschiedenis te geven. Seminariewerk dus vooral. In de kandidatuur kwam dat neer op de studie van een middeleeuwse verhalende bron, in het toenmalige doctoraat op de behandeling van een onderwerp waarmee de hoogleraar zelf bezig was. Hij was een echt academicus zoals hij volgens mij moet zijn.'

(Professor Hans Van Werveke (1898-1974), historicus aan de faculteit Letteren en Wijsbegeerte)

uit: Joos Florquin, Ten huize van... 6, Leuven, 1970, p. 155.

 

Marc Bloch eert Henri Pirenne

'Mais c’était toute la Belgique qu’il embrassait dans une même dilection. Il le prouva par son héroïsme devant le péril public. Il l’a prouvé dans son œuvre. Comment, désormais, promener nos rêveries le long des rues, chargées d’histoire, de cette admirable ville de Gand où il professa si longtemps, le Gand des steen patriciens, des tisserands ‘aux ongles bleu’ et de la première enfance de Charles-Quint ; comment fouler les voies montueuses du Bruxelles des archiducs ou, au bord de l’eau grise de la Meuse, la petite place de Dinant des chaudronniers, sans qu’à tant d’ombres, humbles ou illustres, surgies de chaque carrefour, nos regards ne croient voir se mêler celle du puissant magicien qui, par les sortilèges de l’amour et de l’intelligence, sut leur insuffler la chaleur d’une nouvelle vie ? Le spectacle de vos beffrois, de vos halles aux draps et de vos grands marchés pavés, la silhouette familière des châteaux, dressés au-dessus des quais où jadis débarquèrent les marchands, ont fait de lui l’historien par excellence des bourgeoisies médiévales. Sans l’exemple, dès la maison paternelle, d’une diligente activité artisane, sans l’atmosphère de la ruche industrielle qui, autour de Saint-Bavon, trace son cercle vibrant, sans le contact quotidien avec ces puissants mouvements collectifs, pour la coopération ou pour la lutte, dont les démocraties urbaines du passé ont légué à votre peuple l’ardente tradition, nous aurait-il été donné de posséder, en Henri Pirenne, un aussi profond analyste des forces économiques et des forces sociales ?

Mais, je trahirais, je le sais, sa pensée, si je négligeais de rappeler que ce grand historien de sa nation fut aussi un maître de l’histoire universelle. Il n’était pas de ces âmes pauvres qui ne peuvent aimer que contre quelqu’un, de ces esprits resserrés qui ne sauraient creuser en profondeur qu’à l’abri d’étroites clôtures.

La connaissance, puisée aux sources spontanées de l’instinct, qu’il avait des gens et des choses de son pays, l’amour qu’il portait à l’air de la patrie, lui étaient un sûr chemin pour parvenir à une intelligence de plus en plus vaste du passé et à une compréhension totale de l’homme.'

(Marc Bloch, Frans cultuurhistoricus en stichter van de Annales)

uit: Marc Bloch, 'Discours prononcé lors de la commémoration ‘professeur Henri Pirenne’, Brussel, 18 mei 1938 in aanwezigheid van koning Leopold III. Afgedrukt in Henri Pirenne. Hommages et souvenirs, Brussel, 1938, dl. 2, p. 565-566.