Picard, Leo (1888-1981)

Journalist Leo Picard startte zijn parcours met een opleiding geschiedenis aan de Gentse universiteit. Hij raakte er politiek en cultureel geëngageerd in vrijzinnige Vlaamse studentenverenigingen die hem tijdens de Eerste Wereldoorlog in activistisch water leidden. Na de wereldoorlogen vond hij opnieuw aansluiting bij de historici van de UGent en schreef hij als talentvolle geschiedschrijver (mee) aan een aantal sleutelwerken over de Belgische geschiedenis.

Jeugdjaren

Leo Picard is de jongste zoon uit een niet onbemiddeld en cultureel geïnteresseerd Antwerps middenstandsgezin met zes kinderen. Zijn oudere broers Hendrik (1883-1946) en Antoon (1884-1949) studeren respectievelijk rechten en geneeskunde aan de Gentse universiteit. In hun voetspoor gaat Leo in 1905 in Gent geschiedenis studeren. Hij doorloopt er een hobbelig en haperend universitair parcours van bijna een decennium. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog moet hij zijn eindverhandeling nog afmaken. Die scriptie over De zwarte goederen in de Franse tijd in de provincie Antwerpen, met Henri Pirenne (1862-1935) als begeleider, maakt hij nooit af. Maar hij blijft de internationaal gereputeerde historicus - ondanks hun frontaal tegengestelde opvattingen over de Vlaams-Waalse (taal)verhoudingen - tot het einde van zijn leven wel beschouwen als zijn belangrijkste intellectuele leermeester. Net zoals aan het atheneum van zijn geboortestad engageert Leo Picard zich in Gent in de vrijzinnige Vlaamsgezinde studentenbeweging: eerst in het liberale ’t Zal Wel Gaan en later in de socialistisch georiënteerde afsplitsing Ter Waarheid.

Oorlogsjaren

Kort na de bezetting van nagenoeg heel België door de Duitsland in de herfst  van 1914 kiest Picard voor het radicale en pangermanistische activisme van Jong-Vlaanderen, dat aansluiting van Vlaanderen en België bij Duitsland propageert. In zijn woonplaats Gent is hij hoofdredacteur van de krant De Vlaamsche Post van deze groep, die door de Duitsers wordt gefinancierd, gestuurd en gecontroleerd. Doordat hij zich al snel heel wat gematigder gaat opstellen, komt Picard in conflict met de extremisten binnen Jong-Vlaanderen met aan het hoofd de uit Nederland afkomstige Gentse dominee Jan Derk Domela Nieuwenhuis Nyegaard (1870-1955). In september 1915 houdt Picard het voor bekeken, verhuist hij naar Nederland en blijft er in Den Haag tot het eind van de oorlog  broodschrijver voor de diplomatieke vertegenwoordigingen van Duitsland en een aantal van zijn bondgenoten. Op 9 februari 1916 treedt Leo Picard in de Nederlandse politieke hoofdstad in het huwelijk met de uit Gent afkomstige regentes Martha Van Vlaenderen (1891-1984). Zij krijgen samen twee kinderen: Lily (1917-1996) en Hein (1925-1988), die gedurende bijna 30 jaar hoogleraar statistiek zal zijn aan de Gentse universiteit.

Journalist in Nederland

Eind 1918 wordt Picard journalist bij de Haagse liberale kwaliteitskrant Het Vaderland, waarbij hij zich vooral richt op de buitenlandse berichtgeving. Ondertussen heeft hij zijn antibelgicisme achter zich gelaten en kant hij zich tegen het federalisme, dat in Vlaanderen onder meer wordt voorgestaan door de pas opgerichte Vlaams-nationalistische Frontpartij waarbij zijn twee broers zich aansluiten.  Een integraal Nederlandstalig Vlaanderen (“In Vlaanderen Vlaams”) volstaat en via zijn demografische meerderheid zal Vlaanderen macht veroveren in België, zo oordeelt hij. Dat standpunt zal Picard, mits nuanceringen, in woord en geschrift aanhouden gedurende zijn hele verdere leven. Intussen mengt hij zich vanuit Nederland via publicaties en langs meer informele wegen bijzonder actief in de discussies die tijdens het interbellum in de Vlaamse beweging worden gevoerd.

Picard reist veel, ook geregeld naar Duitsland, waar hij zijn contacten met ministerie van Buitenlandse Zaken onderhoudt. In de late jaren 1930 vergoelijkt hij het agressieve imperialisme van het inmiddels nazistisch geworden Duitsland en opteert hij voor een vergaande vorm van appeasement. In het verlengde daarvan pleit hij tijdens de Tweede Wereldoorlog voor accommodatie aan de Duitse dominantie en hoopt hij lange tijd op een compromisvrede. Tegelijk formuleert hij af en toe publiekelijk kritiek op Duitsland en de Nederlandse collaborateurs. Dat kost hem zijn baan als journalist, weliswaar met financiële compensaties, en brengt hem tot tweemaal toe in de gevangenis. Omdat hij tijdens de bezetting hoe dan ook als journalist is blijven werken, legt de Nederlandse justitie hem in 1946 een publicatieverbod op.

Links, Vlaamsgezind en non-conformistisch

Inmiddels is Picard verhuisd naar België, waar hij als vrijzinnige sociaaldemocraat en vreemde eend in de bijt buitenlandredacteur en later hoofd van de redactie buitenland wordt bij de Vlaamsgezinde, katholieke krant De Standaard. Zijn non-conformistische en rebelse persoonlijkheid, zijn (maatschappelijke) achtergrond en zijn keuze voor een soort “derde weg” voor West-Europa tussen de Verenigde Staten van Amerika en de toenmalige Sovjetunie leiden ten tijde van de Koude Oorlog herhaaldelijk tot controverse. Zijn grote professionaliteit en ervaring én de flamingantische solidariteit over ideologische grenzen heen, maken dat hij aan boord blijft. Na zijn pensionering in 1956 blijft Picard tot op hoge leeftijd meewerken aan De Standaard (der Letteren) en schrijft hij ook voor andere bladen, het meest voor het in 1964 opgerichte links-flamingantische weekblad De Nieuwe. Hij toont zich een sterke voorstander van het zogeheten travaillisme, de doorgedreven samenwerking van de socialistische en de christelijke arbeidersbeweging. Het boek Van Vlaamse Beweging naar sociale revolutie (1961), waarin 18 teksten van Picard uit de periode 1915-1961 zijn gebundeld, biedt een staalkaart van de politiek-maatschappelijke evolutie die de auteur over twee wereldoorlogen heen doormaakte.

Historicus

Picard is de auteur van een erg persoonlijk gekleurde, tweedelige Geschiedenis van de Vlaams(ch)e en de Groot-Nederlands(ch)e beweging (1937 en 1959). Daarnaast werkt deze belezen en getalenteerde historicus mee aan de meerdelige Geschiedenis van de socialistische arbeidersbeweging in België, die tussen 1960 en 1968 wordt uitgegeven onder de hoofdredactie van de Gentse hoogleraar Jan Dhondt (1915-1972). In de jaren 1960 en 1970 volgt de bejaarde Picard daarnaast (werk)colleges aan het door deze historicus opgerichte en geleide Seminarie voor Nieuwste Geschiedenis van de Gentse universiteit. Hij publiceert bovendien twee bijdragen over de geschiedenis van de Vlaamse beweging in het vanuit deze onderzoeks- en onderwijseenheid opgerichte en nog altijd bestaande Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis.

Leo Picard, die in Gent overleed in 1981, hield vanaf 1914 jarenlang - zij het met onderbrekingen - een dagboek bij dat onder meer getuigt van zijn scherpe intellect . Geheel in overeenstemming met zijn wetenschappelijke, areligieuze en rationele ingesteldheid, wordt zijn lichaam na zijn dood ter beschikking gesteld van de wetenschap. Eugène Cantillon (1893-1942), een goede bekende, kenschetste hem niet onterecht ooit als volgt: “Leo Picard is een vriendelijke man, maar altijd in de contramine”

Nico Van Campenhout
Stadsarchief Lokeren
6 februari 2017

 

Hoe verwijs je naar dit artikel?
Van Campenhout, Nico. "Picard, Leo (1888-1981)." UGentMemorie. Laatst gewijzigd 08.02.2017. www.ugentmemorie.be/personen/picard-leo-1888-1981.

Bibliografie:

Van Campenhout, N. “Picard, Leo, journalist, publicist, historicus, vrijzinnig flamingant en socialist.” In Nationaal Biografisch Woordenboek XXII: 915-927. Brussel: Paleis der Academiën, 2016. (met een uitvoerige bibliografie van en over Leo Picard)

Type persoon: 
Deel deze pagina: 

Herinneringen

Ger Schmook, conservator van het AMVC Letterenhuis over Picard

De vraag mag misschien niet gesteld worden, maar aan een ander kent men zichzelf wellicht nog het best: zou het gezag van een historikus als Leo Picard niet uitermate gediend zijn geweest, mocht deze door Pirenne als buitengewoon begaafde joernalist erkend, toch zijn graad (voor hem zo gemakkelijk te veroveren) hebben gehaald? De ontwijkende repliek van de met humor geladen Pic, grinnikend met haast toegeknepen ogen zich zelf verloochenend, zeggend 'ik was te lui', blijft na vele jaren omzwerving een ontwijkingsmaneuver van een naar verhouding begoed man. Zijn levensbeschrijving wordt voor later een boeiend hoofdstuk in de geschiedenis van de Vlaamse geesteshouding en van de socialistische gedachtevorming, waarbij het aktivistisch vertrekpunt, en de 'aldietse' nuancering getoetst aan de anti-fascistische bepaling van het levenslot het aanrukken van heel wat voorlopig, toch nog onbereikbaar materiaal (in weerwil van het reeds gepubliceerde) zal vragen.

Op. cit. Schmook, Ger. Stap voor stap langs kronkelwegen. Gedenkschriften: 655-656 (Antwerpen/Amsterdam: Uitgeverij De Nederlandsche Boekhandel, 1976).

Een verduiveld aardige studententijd

Joos Florquin: Hebt u te Gent een roerige studententijd gehad?

Leo Picard: Een verduiveld aardige tijd in de eerste plaats. Ik heb ook nog de uitlopers van de strijd gekend tussen de twee kringen 't Zal wel gaan en de meer strijdlustige Ter waarheid. In feite was het een strijd tussen de twee symbolische figuren: de liberaal Paul Fredericq en de radicaal-progressieve Mac Leod, die allebei familie waren van de Lovelings. Het is een interessante groep die helaas nooit bestudeerd werd. Men doet veel aan de geschiedenis van de Vlaamse beweging maar men verwaarloost te zeer het detailwerk. Heel de Gentse geschiedenis van de Vlaamse beweging zou moeten worden geschreven. Anseele komt daar dan nog bij met zijn politiek van de biefstuk. Men heeft altijd de indruk dat hij zich uitsprak tegen de Vlaamse beweging, maar in feite sprak hij zich uit tegen het Vlaams nationalisme.

...

Joos Florquin: Hiermee verloren we uw studie uit het oog.

Leo Picard: Ik heb het in die tijd óók gedaan. Op een blauwe maandag heb ik me ineens als lichtmatroos laten aanmonsteren en ben ik naar Amerika gegaan voor vier maanden.

Joos Florquin: Zo maar?

Leo Picard: Ja, een bevlieging. Ik heb ook nog een jaar te Brussel gestudeerd en ben nog een ander jaar werkzaam geweest op het archief te Antwerpen. De wilde jaren, zullen we zeggen.

Na de Amerikaanse reis kwam ik terug te Gent en dan liep het gesmeerd. Ik stond goed met Pirenne en op het laatste examen stelde hij mij voor een dissertatie te maken over de Verandering in eigendomsverhoudingen in de provincie Antwerpen. Ik had al heel wat documenten opgediept uit het archief en in het gouvernementshuis, maar toen kwam de oorlog en werd ik als burgerwacht opgeroepen te Antwerpen. Je l'ai échappé belle! Het is een passionant werk maar moeilijk en droog, eigenlijk een notariswerk.

 

Interview van journalist Joos Florquin met historicus en flamingant Leo Picard (1888-1981) in 1963.
Op. cit. Florquin, Joos. Ten huize van... 17: 71, 73 (Leuven: Davidsfonds, 1981).

De flamingant Leo Picard verdedigt zijn leermeester Henri Pirenne

Leo Picard: Men kan een man als Pirenne niet verguizen. Hij was een zeer groot man, als mens vol leven en temperament en als professor magnifiek. Ik heb nooit een betere gehad. Daarbij is hij een groot historicus. Zijn Charlemagne en zijn Mohammed zijn groots van visie en uitwerking. Maar Pirenne is ook de man van een zeer bepaald Belgisch standpunt van een zeer bepaalde Belgische periode: de tijd van het expressionisme van Leopold II, het groeien uit een eng provincialisme, dat niet alleen Vlaams maar ook Belgisch was, naar een Europese gemeenschap. Pirenne heeft zijn wetenschap in dienst gesteld van deze Belgische politiek, van deze Belgische integratie, maar dat doet niets af aan de figuur van Pirenne. Ik heb het vroeger al gezegd: iedere tijd heeft zijn eigen gisteren en daar moet men bij de beoordeling rekening mee houden.

Joos Florquin: En zijn ‘Histoire de Belgique’?

Leo Picard: Is een standaardwerk. Het hoofdstuk over de textielnijverheid bv. is prachtig. Maar men moet altijd rekening houden met de relativiteit van de geschiedschrijving. Het is een begrip dat mij nu meer dan ooit passioneert en Pirenne is er een treffend voorbeeld van. Hij is een typische uiting van het Belgisch nationalisme, die op de gedachte van een kleine lezing over de Nation Belge van 1895 heel zijn geschiedenis van België heeft gebouwd. En daar staat veel waardevols in, wat men er ook moge van zeggen.

Interview van journalist Joos Florquin met historicus en flamingant Leo Picard (1888-1981) in 1963.
Op. cit. Florquin, Joos. Ten huize van... 17: 71 (Leuven: Davidsfonds, 1981).