Bidez, Joseph (1867-1945)
De oudheidkundige Joseph Bidez was gespecialiseerd in de wisselwerking tussen religie, filosofie en wetenschap in de Oudheid en tussen het Oosten en het Westen. Hij werd ook bij het niet-academische publiek bekend door zijn studie over de Neoplatoonse filosoof-keizer Julianus. In tegenstelling tot zijn compagnon de route Franz Cumont, was het niet zijn levensbeschouwing maar wel de vernederlandsing die hem deed afscheid nemen van de Gentse universiteit.
Van Luik via Berlijn naar Gent
Joseph (Marie, Auguste) Bidez wordt op 9 april 1867 geboren in Frameries (Borinage). Hij studeert letteren en wijsbegeerte (1884-1888) en rechten (1888-1891) aan de rijksuniversiteit van Luik. Bidez werkt een tijdlang als advocaat maar kiest vrij snel definitief voor de studie van de Oudheid. Na een verblijf aan de universiteit van Berlijn, bij Hermann Diels (1848-1922), de grootste specialist van de Presocratische filosofen, verkrijgt hij in 1894 een speciaal doctoraat in de klassieke filologie aan de Universiteit Gent met een studie over de presocraticus Empedocles (La Biographie d'Empédocle, gepubliceerd in de Recueil de travaux publiés par la Faculté de philosophie et lettres, 1894).
Vanaf 19 februari 1895 krijgt Bidez in Gent de lesopdracht van Griekse letterkunde, vertaling en commentaar van Griekse schrijvers en van filologische oefeningen van de Griekse taal.
Un philosophe athée
In de eerste helft van zijn carrière ligt de nadruk op het uitgeven van laat-antieke christelijke teksten, en werkt Bidez nauw samen met zijn goede vriend Léon Parmentier (1863-1929), een Hellenist die van 1890 tot 1893 in Gent werkt maar daarna terugkeert naar de Rijksuniversiteit van Luik. Zij publiceren vaak samen: bv. The Ecclesiastical History of Euagrius, with the Scholia (1898). Maar Bidez, die zichzelf “un philosophe athée” noemt, is toch vooral gefascineerd door de antieke wijsbegeerte en door de heidens tradities. Zijn specialiteit is het raakvlak tussen religie (mysticisme, esoterie) en wetenschappen, zoals die tot uiting kwam in de antieke alchemie en in de filosofische theorieën over astrale onsterfelijkheid en contact met het goddelijke (theürgie).
De invloed van het Nabije Oosten op het Griekse denken
Zijn aandacht verschuift van de vroegste periode (Empedocles) naar de Late Oudheid, waarbij hij op twee vlakken het paradigma van de “klassieke” Oudheid verruimt. Zoals zijn compagnon de route, Franz Cumont (1868-1947), bestudeert hij teksten die inhoudelijk-stilistisch niet tot de canon behoren (pseudo-wetenschappen, esoterica, hagiografie en kerkgeschiedenissen) en ook chronologisch breidt hij de Griekse literatuur en ideeëngeschiedenis uit tot de Byzantijnse wereld. Centraal in zijn werk staat de invloed van het Nabije Oosten op het Griekse denken. Hij krijgt tweemaal de Gantrelle-prijs van de Academie : in 1904 voor zijn Mémoire sur les doctrines des Chaldéens et l’influence de celles-ci sur l’ antiquité gréco-romaine (onuitgegeven) en in 1906 voor een studie van Porphyrius van Tyrus, wat leidt tot Vie de Prophyre, le philosophe néo-platonicien. Avec les fragments des tratités Peri agalmatôn et De regressu animae (1913). In 1913 verkiest de Belgische Academie Bidez als een van haar jongste leden.
De Eerste Wereldoorlog verbreekt wetenschappelijke banden
Tijdens de Eerste Wereldoorlog is Bidez actief in het verzet en geeft hij een clandestien blad uit: L’autre cloche. Geschokt door het “Manifest van de 93”, An die Kulturwelt, waarin 93 vooraanstaande Duitse geleerden de gruwelijkheden van de Duitse troepen in België deels ontkennen, deels vergoelijken, verbreekt hij zijn banden met Duitse academici, zoals Ulrich von Wilamowitz-Moellendorff (1848-1931) en Adolf von Harnack (1851-1930). Hij vernielt hun correspondentie en weigert nog langer tekstedities te verzorgen in de reeks van de Berlijns-Brandenburgse Academie, Die griechischen christlichen Schriftsteller der ersten Jahrhunderte. In deze prestigieuze reeks heeft hij in 1913 nog de Kerkgeschiedenis van Philostorgius (ca. 430) uitgegeven, en is ook de Kerkgeschiedenis van Sozomenus (ca. 440) voorzien, wat uiteindelijk op basis van Bidez’ werk postuum zal verschijnen in 1960, verzorgd door Günther Christian Hansen.
Internationale samenwerking in een naoorlogse context
In 1919 ligt Bidez mee aan de basis van een grotere samenwerking tussen de nationale academies. Met de Gentse historicus Henri Pirenne en Franse collega’s, sticht hij l’Union Académique Internationale (nu ook International Union of Academies) met het secretariaat gevestigd in Brussel. Pirenne is de eerste voorzitter (1919-1923) en Bidez de derde, van 1931-1933. (Duitsland of Oostenrijk-Hongarije waren oorspronkelijk geen lidstaten.) Onder de koepel van de UAI-IUA start Bidez zijn grote editie-project van de antieke Griekse alchemisten op: Catalogue des manuscrits alchimiques grecs: 8 volumes verschenen tussen 1924-1932.
Keizer Julianus
Reeds in 1898 had Bidez met Franz Cumont een studie van de handschriftelijke traditie van de brieven van Julianus gepubliceerd en in 1922 komt er een gezamenlijke tekstuitgave. In de Budé-reeks (met Franse vertaling) verzorgt hij nog twee volumes van L’empereur Julien, Oeuvres complètes (1924-1932). Zijn grootste roem bereikt Bidez met La vie de l’empereur Julien (1930), waarin hij de vele bronnen afweegt om de historische controverse rond de laatste heidense keizer Julianus te doorbreken en de intellectuele geschiedenis te combineren met een psychologisch biografisch portret.
Populariserende publicaties
Het werk over keizer Julianus wordt in vele talen vertaald en krijgt ook verspreiding buiten de academische wereld. Bidez publiceert vanuit humanistisch engagement ook bewust populariserende stukken over zijn onderzoek naar antieke wijsbegeerte en wetenschappen in het liberale blad Le Flambeau, revue belge des questions politiques et littéraires, bv. “Les premiers philosophes grecs expérimentateurs ou techniciens” (1921).
Franstalig aan een vernederlandste universiteit
Intussen maakt Bidez verder leven en carrière aan de Gentse universiteit. In 1902 wordt Bidez bevorderd tot buitengewoon en in 1907 tot gewoon hoogleraar. Enkele jaren daarvoor in 1898 is hij gehuwd met Louise De Ridder, de oudste dochter van zijn collega professor Remi De Ridder van de Rechtsfaculteit. Haar jongere zussen Marthe en Lucie huwen eveneens een professor, respectievelijk de sociaal bewogen jurist Louis Varlez en de anatoom Georges Leboucq. De broer van Louise trouwt op zijn beurt met de dochter van professor Gustave Boddaert.
In 1920 breidt de lesopdracht van Bidez uit met de geschiedenis van de antieke wijsbegeerte. In die periode ligt hij tevens mee aan de grondslag van Revue Belge de Philologie et d’Histoire / Belgisch Tijdschrift voor Filologie en geschiedenis (1922) en L’Antiquité classique (1934). Aan de UGent woedt op dat moment een hevige taalstrijd en de Franstalige Bidez schaart zich, tevergeefs, bij de tegenstanders van de vernederlandsing. In 1933, drie jaar na de vernederlandsing, dient Bidez zijn werkzaamheden als lesgever stop te zetten. Het emeritaat verkrijgt hij in 1937, hij is dan zeventig.
Oost en west
Ook na zijn emeritaat blijft Bidez wetenschappelijk actief. Het thema van zijn laatste twee werken is de interactie tussen Oost en West. In 1938 publiceert hij opnieuw met Franz Cumont de twee volumes van Les Mages Hellénisés. Zoroastre, Ostanès et Hystaspe d'après la tradition grecque. Hierin verzamelen en analyseren zij alle (negatieve en positieve) Griekse bronnen over de Perzische godsdienst en haar impact op het Griekse denken via filosofie, magie, astrologie en de Chaldeeuwse orakels. In Éos ou Platon et l'Orient. Gifford Lectures, 19-28 avril 1939, wat pas postuum zal verschijnen in 1945, keert Bidez terug naar de klassieke periode, en vraagt zich af in hoeverre men de meest canonieke Griekse filosoof, Plato, kan en/of dient te begrijpen vanuit Oosterse wijsheidstradities. Op late leeftijd bekleedt Bidez ook een directiefunctie bij het blad La Flandre libérale, gesticht door de kring (Société) rond François Huet.
Rénommé
Dat hij een internationaal gerenommeerd wetenschapper is, bewijzen zijn vele lidmaatschappen van buitenlandse Academies en geleerde genootschappen. Bidez verkrijgt eredoctoraten van de universiteiten van Athene, Brussel, Lille, Parijs en Utrecht. Zijn internationaal prestige is anderzijds af te leiden uit de geste van George Sarton (1884-1956), de stichter van de wetenschapsgeschiedenis als onafhankelijke academische discipline en een oud-student van Bidez, om in 1939 het zesde nummer van het tijdschrift voor wetenschapsgeschiedenis Osiris aan hem op te dragen en zijn bibliografie te publiceren.
Bidez overlijdt op 20 september 1945 in Oostakker. Bidez en Cumont, de twee groten van de wisselwerking tussen Oost en West, en tussen religie, filosofie en wetenschap in de Oudheid, krijgen postuum een indrukwekkend gezamenlijk eerbetoon van nationale en internationale collega’s in de 400 pagina’s tellende Hommages à Joseph Bidez et à Franz Cumont (Collection Latomus 2, 1949). In het Neue Pauly-lexicon met de 750 meest belangrijke oudheidkundigen van Petrarca tot de twintigste eeuw zijn Bidez, Cumont en Sarton als enige Belgen opgenomen in het pantheon van de Altertumswissenschaften.
Danny Praet
Vakgroep Wijsbegeerte en Moraalwetenschap, Centrum voor Studie van de Christelijke Tradities UGent
7 augustus 2015
Hoe verwijs je naar dit artikel?
Praet, Danny. "Bidez, Joseph (1967-1945)." UGentMemorie. Laatst gewijzigd 27 januari 2016. www.ugentmemorie.be/personen/bidez-joseph-1867-1945.
Bibliografie
"Bidez, Joseph (1867-1945)." Bestor. Geraadpleegd 27 januari 2016. http://www.bestor.be/wiki_nl/index.php/Bidez,_Joseph_%281867-1945%29
Mélanges Bidez. Annuaire de l'Institut de philologie et d'histoire orientales et slaves 2. Bruxelles, Institut de philologie et d'histoire orientales et slaves, 1934.
Bidez, Joseph. Rapport Sur L'histoire D'une Société Secrète Sous L'occupation Allemand à Gand: Tracts Divers Répandus Clandestinement à Gand Sous Le Régime De L'étape. Gand, 1919.
Bidez, Joseph. “Joseph Bidez.” In Université de Gand. Liber memorialis: notices biographiques, vol. 1, Faculté de philosophie et lettres, Faculté de droit (Gent, 1913) 253-254.Cumont, Franz. “Joseph Bidez.” L’Antiquité Classique XIII, 1944, 5-10.
Lilie, Valeria. “Bidez, Joseph” In Der Neue Pauly. Supplementband 6: Geschichte der Altertumswissenschaften. Biographisches Lexikon (Metzler, Stuttgart & Weimar, 2012) 102-103.
Sanders, Gabriël. “Joseph Bidez.” In Theo Luykx (red.) Rijksuniversiteit te Gent. Liber memorialis 1913-1960, Vol. 1: Faculteit der letteren en wijsbegeerte (Gent, 1960) 118-130.
Severyns, Albert. “Notice sur Joseph Bidez.” Annuaire pour 1956 de l’Académie royale de Belgique CXXII, Brussel, 1956, 80-199; bibliographie (Paul Mertens, 200-213).
Severyns, Albert en Paul Mertens. “Bidez (Marie-Auguste-Joseph).” In Biographie Nationale 31 (1961), 77-80.
Varlez, Louis, Les quartiers Varlez, volume 5: la descendance de Remi De Ridder, Brussel, s.n., 2003, pp. 724-725.