Gent 1832: evaluatie na de cholerastorm
Hoe pakt men de choleracrisis aan? Hoe organiseert men zich op de verschillende bestuurlijke niveaus? Welke maatregelen worden getroffen, zowel preventief als in volle crisis? Wat is de rol de wetenschap en van de professoren van de geneeskundefaculteit? Hoe verloopt de ziekenzorg? En welke lessen trekt men ten slotte uit die crisis...
(Dit is het vervolg op 'cholerastorm!' en het slotartikel van de reeks over de choleracrisis van 1832 in Gent)
Weinig kennis, wel visie
Uit het buitenland komen in de loop van 1830 en 1831 alarmerende berichten over de ‘cholera morbus’. De pers schrijft erover: de ene krant al meer en sensationeler dan de andere. Cholera is een grote onbekende. Het zal nog meer dan vijftig jaar duren alvorens men de bacterie kan waarnemen. De wetenschappelijke wereld staat voor een raadsel. Men weet niet wat het is, men weet niet hoe het zich verspreidt, men weet niet of het besmettelijk is en indien wel, hoe besmettelijk? Dit roept grote vragen op naar preventie en misschien nog grotere naar bestrijding en genezing. In die context kan de aanpak van de cholera-epidemie door de regering, de provincie en de stad Gent, in elk geval vooruitziend worden genoemd.
Vroege maatregelen
De eerste regeringsmaatregelen komen er reeds in juli 1831. De Provinciale Geneeskundige Commissie, waarin alle hoogleraren van de faculteit Geneeskunde zetelen, heeft midden december haar eerste instructierapport klaar. Het stadsbestuur voert de maatregelen op het terrein uit die ze vanaf het jaareinde 1831 krijgt van de minister en van de Provinciale Geneeskundige Commissie. Uitstekende maatregelen zijn de grote aandacht voor hygiëne, de instructies betreffende de waterstanden en de scherpe grenscontroles. Die laatste maatregel wordt trouwens ook door de buurlanden genomen. De vrij gedetailleerde registratie, die in de loop van de epidemie geformaliseerd en gestandaardiseerd wordt, is bijzonder belangrijk. Meten is immers weten.
‘Task force’
Midden februari richt de stad Gent een task force op, de ‘Centrale Gezondheidscommissie’ voorgezeten door de populaire burgemeester van Crombrugghe, die gedurende de choleracrisis dagelijks vergadert en de maatregelen coördineert. Ze houdt een nauwkeurige registratie bij van de evolutie van de epidemie en rapporteert erover aan de Regering. Hoewel het stadsbestuur, om paniek onder de bevolking te vermijden, zeer omzichtig omgaat met het wereldkundig maken van de voorbereidende maatregelen die getroffen worden, krijgt de pers tijdens de choleracrisis dagelijks dezelfde rapporten die voor de Regering worden opgemaakt.
Op 24 april, een maand vóór de eerste cholerabesmetting in Gent opduikt, zijn drie volledig ingerichte en bestafte cholerahospitalen klaar die binnen de 24 uren operationeel kunnen zijn. Op het hoogtepunt van de epidemie opent men zelfs een vierde noodhospitaal. De stad is behoorlijk voorbereid voor de opvang van een mogelijk massale toestroom van patiënten. Ziekentransport en lijkentransport zijn goed georganiseerd.
De concrete wijkwerking wordt verzekerd door de ‘gezondheidsburelen’ en worden gerund door een politiecommissaris. De politie, bijgestaan door de brandweer, controleert de correcte naleving van de crisismaatregelen en verzekert orde en veiligheid. In sommige kranten wordt de hoofdcommissaris een ernstig gebrek aan daadkracht verweten. In elke crisis worden zwarte pieten gezocht.
Liefdadigheid/solidariteit?
De stad helpt de bevolking met het uitdelen van beddengoed, kleding en soep. Uitstekende maatregelen in het kader van de volksgezondheid, maar ruim ontoereikend, wegens een gebrek aan middelen. Om de ergste noden toch te kunnen lenigen, organiseert het stadsbestuur geldinzamelingen. Zelfs Koning Leopold I komt twee keer over de brug met een behoorlijke donatie. De meer begoede burgers, die ook het minst getroffen zijn door de cholera, tonen hun solidariteit. De cholera-epidemie kost de stad handenvol geld. De stadsrekeningen die reeds een deficit vertoonden, zakken nog dieper in het rood. Nochtans wordt in 1832 vier maal meer geld besteed aan de strijd tegen de cholera, dan in 1849 waar behoorlijk meer slachtoffers vallen.
Religieuze congregaties, zoals de Zusters van Liefde in de Molenaarsstraat, de Cisterciënzerinnen van De Bijloke en de begijntjes dragen meer dan een steentje bij in de armen- en ziekenzorg. Maar ook de faculteit Geneeskunde van de jonge Gentse universiteit, professoren en studenten, en het Gentse geneesherenkorps verzetten bergen werk op het terrein.
Het hooglerarenkorps van de geneeskundefaculteit
Epidemieën zijn de hoogleraren niet vreemd. Ze razen in de 18de en 19de eeuw regelmatig door onze gewesten.
Professor Jean Charles van Rotterdam, de ouderdomsdeken onder de eerste Gentse hoogleraren aan de medische faculteit, promoveert in Leuven in 1784 en vestigt zich in 1790 als huisarts in de stad Deinze, waar hij kort na aankomst geconfronteerd wordt met een virulente epidemie van dysenterie, de zogenaamde rode loop. Zijn behandelingen zijn zo succesvol, dat zijn faam doordringt tot in Gent. Het Gentse stadsbestuur vraagt hem in 1794 om zich in hun stad te komen vestigen. Van Rotterdam gaat er op in en wordt in 1803 één van de eerste leden van de stedelijke Gezondheidscommissie. Zijn latere collega, Jacob Lodewijk Kesteloot, maakt in 1800 zijn thesis over dysenterie aan de universiteit van Leiden.
De wetenschappelijke kennis in 1832 over de ziekten die hier huishouden, is echter zeer beperkt en gebaseerd op waarneming en proefondervindelijk onderzoek. In die jaren kent men gonorroe (druiper) en syfilis, waarvan men op dat moment veronderstelt dat het dezelfde ziekte is. Mazelen, TBC, Tyfus, gele koorts en dysenterie zijn ook bekend en uiteraard pokken, die door het onderzoek van Edward Jenner vanaf 1778, door vaccinatie met succes kunnen worden bestreden.
Koeipokjes
Joseph Kluyskens maakt reeds in 1797 een vertaling uit het Engels van het werk van Benjamin Bell: ‘Verhandeling over den druiper en de pokziekte’ en in 1801 schrijft hij ‘Verhandeling over koeipokjes, het ware voorbehoedsmiddel der kinderpokken.’ Ook Jacob Lodewijk Kesteloot is een groot voorstander van de koepokinenting. Hij sticht de Maatschappij voor de propaganda van de Vaccinatie van Rotterdam, waar hij in 1807 een zelfgeschreven lofdicht van twintig verzen, opgedragen aan Jenner, declameert. In 1812 publiceert hij een vertaling uit het Frans van het werkje van C.C.H. Marc: ‘De koepokinenting, getoetst aan het gezond verstand, in dorpsgesprekken’.
Te Gent wordt reeds in 1805 een Comité voor de Koepokinenting gesticht. Joseph Kluyskens wordt secretaris ad vitam, maar ook toekomstig collega aan de universiteit Joseph Guislain en Joseph Boddaert zijn lid van het comité. In een lokaal van het Bestuur van de Commissie van Burgerlijke Godshuizen achter Sint-Jacobskerk vaccineert men elke maandag gratis van 15u tot 15u30. Kluyskens publiceert in 1871 een stukje geschiedenis van het Comité in zijn ‘Notice historique sur le comité centrale de vaccine de Gand.’ En ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van de (her)ontdekking van het pokkenvaccin schrijft de Gentse professor Adolphe Burggraeve in 1875 ‘Monument à Edw. Jenner, ou l’histoire générale de la vaccine.’ Adolphe Burggraeve wordt docent benoemd in augustus 1832, maar is sinds 1830 als lector anatomie verbonden aan de medische faculteit. De pokkeninenting wordt ruim gedragen door het geneesherenkorps, maar minder door de bevolking.
Nog andere ziekten dragen de belangstelling van onze toekomstige professoren weg. In 1806 vertaalt Kesteloot een artikel van Dr. Eduard Miller over de Gele Koorts en in 1817 schrijft Joseph Kluyskens ‘Memoire sur la fièvre typhoïde qui règne dans la province de la Flandre occidentale’. Joseph De Block is dan weer bekend met malaria of de Groninger ziekte, die hij in 1826 ter plaatse helpt bestrijden. In 1831 komen de eerste publicaties van de professoren Kluyskens en van Rotterdam over de cholera morbus op de markt.
Medisch advies
Voorgaande kleine bloemlezing geeft een goed beeld van de beperkte medische bagage waarmee onze artsen de strijd aanbinden tegen de cholera, die voor het eerst in 1832 onze contreien teistert. Zowel bij de preventieve als bij de curatieve maatregelen die ze voorstellen en toepassen, zitten er goede en zelfs uitstekende maatregelen voor de volksgezondheid, zoals de algemene hygiënemaatregelen, het hospitaliseren van besmette patiënten en het scheiden van zwaar zieke choleralijders en genezende cholerapatiënten. Ook hun bezorgdheid om gehospitaliseerden met andere kwalen strikt af te zonderen van de choleragevallen is meer dan terecht, net zoals hun pleidooi voor voldoende en gezonde voeding. Sommige maatregelen die de artsen voorstellen zijn compleet onnuttig maar onschuldig, zoals het witkalken van huizen of het branden van hars om de lucht te zuiveren. Dat laatste wordt ingegeven door de toen algemeen aanvaarde stelling dat de ziekte wordt verspreid via slechte lucht. Bij de categorie ‘onnuttig maar onschadelijk’ horen ook wat men de ‘voorbehoedsmiddelen’ noemt.
Kruidenmengsels en muntolie
De Provinciale Geneeskundige Commissie propageert midden juni, op de piek van de epidemie, dat een snel ingrijpen bij de eerste ziektesymptomen, doorgaans tot genezing lijdt, mits gebruik van middelen waaraan het geneesherenkorps een versterkende en heilzame werking toeschrijft. Deze boodschap wordt via aanplakbiljetten bij de bevolking kenbaar gemaakt en door verschillende kranten gepubliceerd. Echt nefaste maatregelen voor de patiënt hebben vooral te maken een verkeerde behandeling door de artsen, wegens onwetendheid. Zo gaat men ervan uit dat de vochtopname sterk moet worden beperkt, terwijl de cholerapatiënt net sterft aan uitdroging.
In elk geval schrijven kranten als le Messager de Gand in lyrische bewoordingen over de aanpak en de resultaten van de Gentse dokters. De katholieke krant Journal des Flandres brengt zeer regelmatig verslag uit over medicijnen en middeltjes die de ziekte bestrijden. Zoals we hierboven zagen, zijn het niet enkel kwakzalvers, maar ook universitair opgeleide artsen en zelfs de professoren die hun remedies propageren, een praktijk die ook tijdens de volgende cholera-epidemies wordt aangehouden. Jacques Kesteloot is groot voorstander van een kruidenmengsel dat hij zelf heeft samengesteld en Joseph De Block promoot een behandeling op basis essentiële muntolie.
Ongeziene samenwerking
Hoe dan ook bewerkstelligt de cholera-epidemie van 1832 een nooit geziene samenwerking op alle niveaus: Regering, Provinciale overheid en stadsbestuur. Bestuurlijke, kerkelijke en academische overheden moeten aan één zeel trekken, wat niet altijd vlekkeloos verloopt. Maar het is duidelijk dat de volksgezondheid primeert en dat de artsen zeer expliciet hun stempel drukken op het beleid. Het Gentse medische korps moet de stad redden. Van eind mei tot september is zowat iedereen ingeschakeld in de strijd tegen de plaag. De geneeskundefaculteit van de 15 jaar jonge universiteit speelt hierin een voortrekkersrol. Zo legitimeert ze hierbij haar bestaansrecht als volwaardige Belgische rijksuniversiteit, zoals kort nadien verankert in onderwijswet van 1835.
De helden
De helden van 1832 worden gehuldigd door de regering. Gouden medailles zijn er voor dokter Jean-Baptiste Van Lokeren en voor de begijntjes, vergulde en zilveren erepenningen voor onder meer de artsen van de cholerahospitalen, de andere dokters en zelfs voor één interne student geneeskunde. Vrouwen, in casu begijntjes en zusters, hebben een onschatbare bijdrage geleverd in de verpleeg- en ziekenzorg tijdens de epidemie. Ze staan meer dan terecht in de rij als de prijzen worden uitgedeeld.
Maar het belangrijkste is dat, in de confrontatie met de rauwe werkelijkheid van de onderkant van de samenleving, zwaar getroffen door een dodelijke plaag, het besef wordt geboren dat ziekte en gezondheid gegrond zijn in levensomstandigheden.
Frank Cotman
Vakgroep Geschiedenis UGent
22 april 2020
Dit artikel maakt deel uit van het UGentMemorie-dossier ‘Coronacrisis: historisch?’
Hoe verwijs je naar dit artikel?
Cotman, Frank. “Gent 1832: evaluatie na de cholerastorm.” UGentMemorie. Laatst gewijzigd 03.05.2020. https://www.ugentmemorie.be/artikel/gent-1832-evaluatie-na-de-cholerastorm.