Gent 1832: cholerastorm in aantocht ...

In 1832 wordt Gent voor het eerst in zijn geschiedenis door cholera getroffen. Op een slechter moment kon de cholera niet komen. De Belgische revolutie brengt voor Gent in de jaren 1830-1831 een ongeziene economische en bestuurlijke crisis teweeg. De verschillende bestuurlijke niveaus zullen moeten roeien met de riemen die ze hebben om de naderende choleracrisis het hoofd te bieden. Voor het eerst zullen overheden hierbij systematisch beroep doen op de bijdrage van de wetenschap: artsen en professoren worden plots tot crisismanagers gebombardeerd …  Ondanks een groot gebrek aan kennis over de ziekte, worden toch heel wat effectieve preventieve maatregelen genomen.

(Dit is het eerste artikel in de vierdelige reeks over de choleracrisis van 1832 in Gent)

Crisis voor de crisis

Sociaal-economische crisis

Het Kanaal Gent-Terneuzen en de Schelde zijn afgesloten, de concurrentie uit Engeland moordend. De export decimeert waardoor de textielnijverheid in elkaar stuikt. De stad gaat grote leningen aan om door een aankoopbeleid de katoenindustrie te ondersteunen. Ze neemt 1.500 werkloze arbeiders in dienst voor de afbraak van het Spaans Kasteel, de oude Sassepoort en een deel van de Sint-Pieterskazerne, maar moet deze arbeiders wegens geldgebrek uiteindelijk ontslaan. Het Bureel van Weldadigheid steunt 7.000 inwoners en zit net als de stadskas met een enorm deficit.

Politieke crisis

Het orangistische stadsbestuur met Joseph Van Crombrugghe als burgemeester dat op 15 december 1830, na twee herverkiezingen is aangesteld, wordt pas op 19 augustus 1831 gerehabiliteerd. Begin februari 1831 heeft het Voorlopig Bewind in Brussel immers een Belgisch gezinde Veiligheidscommissie aangesteld, die het beheer van de stad overneemt. Het orangisme, belichaamd door een conservatieve liberale burgerij, wil een terugkeer naar de Hollandse tijd en staat lijnrecht tegenover de Belgischgezinde patriotten, die in Gent grotendeels republikeins zijn en gesteund worden door het gewone volk.

Artsen worden crisismanagers

De ploeg van Van Crombrugghe geniet slechts korte tijd van zijn volle bevoegdheden. Reeds in oktober 1831 kondigt de kersverse vorst Leopold I de staat van beleg aan, in een poging het rebelse Gent in het gareel te houden. De stad komt onder militaire curatele en generaal Charles Niellon deelt er de lakens uit, tot de staat van beleg in 1833 wordt opgeheven. 

In deze complexe en woelige politieke en economische context breekt de cholera-epidemie uit. De plaag komt niet onverwacht: ze woedt reeds in vele Europese staten en steden, en de kranten schrijven er gretig over. Bewust van de ernst en de urgentie van de nakende ramp, neemt men preventieve maatregelen en dit op verschillende bestuursniveaus: de Belgische Staat, de Provincie en het stadsbestuur. Diezelfde instanties monitoren het ganse verloop van de epidemie en stellen hun maatregelen bij of geven nieuwe instructies. De politieke niveaus staan er voor het eerst niet alleen voor. Ze verlaten zich niet langer op het geloof, maar doen een beroep op de wetenschap. Geneeskundeprofessoren en artsen worden aangesteld als expert en managen mee de crisis.

Preventieve maatregelen

Regering

Het kersverse Belgische Bestuur voorziet lang van tevoren dat ons land niet van epidemieën zal gespaard blijven. Reeds op 18 juli 1831 kondigt het Nationaal Congres een gezondheidswet af met bepalingen inzake besmettelijke ziekten. Die wet is algemeen en heeft niet onmiddellijk betrekking op cholera. Dit verandert tegen het einde van 1831. Op 1 december krijgen de gemeentebesturen van minister Barthelémy de Theux een omzendbrief met instructies die rechtstreeks betrekking hebben op een mogelijke cholera-aanval. Het zijn bijzonder ruime hygiënische maatregelen. 

Op 25 februari 1832 brengt Oost-Vlaams gouverneur Werner de Lamberts-Cortenbach verslag uit bij de minister over de uitvoering van zijn instructies en meldt dat Gent die opvolgt m.b.t. het schoonmaken van de riolering, het reinigen van de straten en de hygiëne in de slagerijen. Bij een eventuele uitbraak van de cholera zijn acht gebouwen toegewezen als noodhospitaal, maar extra geneesheren zijn nog niet aangesteld. 

Op 27 maart 1832 volgen nieuwe instructies van de minister, die hij herhaalt in daarop volgende omzendbrieven. Hij eist strengere politiecontroles op het proper houden van straten en vergaderlokalen en een strenge eetwareninspectie. Armenmeesters, een soort maatschappelijk assistenten avant la lettre, aangesteld bij het Bureel van Weldadigheid en geestelijken dienen de armen hygiënische leefregels bij te brengen. Cholerahospitalen en gezondheidsburelen moeten ingericht worden. Bij uitbraak van de ziekte in een woning, moet de eigenaar of verhuurder dit onmiddellijk melden aan het stadsdiensten en een dokter ontbieden. De kamers en het beddengoed van choleralijders moet ontsmet worden; hun lijkenmoeten bewaard worden in daartoe bestemde lokalen en met ‘chloorkalk’ besproeid, om ’s avonds laat of ’s morgens vroeg zonder godsdienstige plechtigheid naar het kerkhof te worden gebracht. Geneesheren dienen bij dissectie uiterst voorzichtig tewerk te gaan. De politiecommissarissen die toezicht houden op de naleving van de maatregelen, moeten dagelijks cholerarapporten opstellen en die overmaken aan de Gezondheidscommissie.

Op 17 april stuurt het Gentse stadsbestuur een gedetailleerd rapport en de gouverneur is tevreden met de getroffen acties. Enkele dagen later komt de cholera België binnen.

Provincie

Naast de minister treft ook de Provinciale Geneeskundige Commissie voorbereidingen tegen de cholera. Zes op de acht leden zijn verbonden aan de Gentse universiteit: François-Egide Verbeeck die secretaris is, Charles Van Coetsem, Jacques Louis Kesteloot, Jean-Charles van Rotterdam, Joseph-François Kluyskens of de voltallige ploeg hoogleraren van de geneeskundefaculteit en Frédéric Lutens die lector is in dezelfde faculteit. Verder maakt dr. Jean-Baptiste Van Lokeren deel uit van de commissie, die we verder ook tegenkomen in de Centrale Gezondheidscommissie van de stad Gent.

Voorzitter van de Provinciale Commissie is de dan 87-jarige, maar zeer gewaardeerde Gentse arts, Peter Engelbertus Wauters. Hij zorgt er ondermeer voor dat de Zusters Cisterciënzen in 1802 opnieuw de ziekenzorg in het Bijlokehospitaal mogen opnemen. De Provinciale Commissie richt eind november 1831, in haar schoot een commissie ad hoc op, die specifieke maatregelen moet opstellen. Het is rond die tijd dat Kluyskens zijn ‘Quelques réflexions sur le choléra morbus épidémique de l’Inde’ uitbrengt en de dan 72-jarige van Rotterdam zijn ‘Dissertation sur le choléra-morbus asiatique, d’après un plan de doctrine méthodique fondé sous les principaux renseignements qui nous sont parvenus’. Het wordt zijn laatste publicatie. De commissie ad hoc, die blijkbaar niet onbeslagen op het ijs komt, heeft midden december haar rapport t.b.v. de stad Gent klaar. Er zijn drie algemene richtlijnen:

  • Bij uitbraak van de ziekte moeten de dokters van de gezondheidsdienst een gedetailleerd rapport overmaken aan de Provinciale Geneeskundige Commissie die een onderzoek zal instellen.
  • Kwakzalvers die middeltjes tegen cholera aan de man brengen, moeten streng worden aangepakt.
  • Het stadsbestuur heeft de plicht de bevolking in kennis te stellen van preventieve maatregelen die ze zelf kunnen nemen. Bij voorkeur worden deze instructies onder de vorm van een tweetalige catechismus verdeeld via de fabrieksdirecties en de geestelijken.

Verder in het rapport worden zeer specifieke instructies gegeven m.b.t. hygiëne in de stad: proper houden van straten en waterlopen, zo nodig steegjes plaveien, goed onderhoud van de huizen met bijzondere aandacht voor de beluiken die het grootste gevaar vormen. Hierbij is vooral het onderhoud van de afwatering en de latrines belangrijk. 

Van de politie wordt verwacht dat ze streng controleert op de toepassing van de maatregelen. De politie moet ook de eetwareninspecties uitvoeren: vlees, vis, brood, groenten, fruit, kaas en bier. Dronkenschap is nefast voor de verspreiding van de plaag en dient streng beteugeld te worden. 

Fabrieken die door slechte dampen de lucht verpesten moeten bij voorkeur hun activiteiten stopzetten of verhuizen naar plaatsen waar het wel kan. Ze moeten er in elk geval voor zorgen dat hun afvalproducten niet op de straat terecht komen. De voorgestelde maatregelen die betrekking hebben op de fabrieken, zijn ingegeven door de toen heersende overtuiging dat cholera wordt verspreid via ‘slechte lucht’ volgens de miasmatheorie. 

Ten slotte moet het stadsbestuur voor de armen in de bedeling voorzien van wollen kousen, hemden, schoenen of klompen en andere kledij. Klederen van overleden choleralijders moeten verbrand of zeer grondig gereinigd worden; het stro uit de strozakken moet verbrand worden en de zak zelf zorgvuldig gewassen en verlucht.

Stad

De voornoemde richtlijnen worden vrij goed opgevolgd. Preventief worden in februari reeds de straten, de riolen, de mestputten en grachten gecontroleerd. Zo nodig wordt ingegrepen en krijgen bewoners het bevel ze te kuisen. De catechismus waarvan hierboven sprake wordt vervangen door affiches die in de stad verspreid worden en door strooibriefjes die worden uitgedeeld onder de bevolking. Ook tijdens het verdere verloop van de choleracrisis wordt de bevolking op die manier geïnformeerd.

Op het weghalen van afval in de straten wordt streng toegezien. Werkmannen worden ingehuurd om het afval per wijk te centraliseren. Ook politie en brandweer, die in tijden van nood politionele bevoegdheid krijgt, worden hiervoor ingezet. Rond de vuilnisafhaling ontstaat er grote commotie bij de vuilnisrapers, die nog toeneemt wanneer in april en begin mei, dus vóór de eerste besmetting, de stad open terreinen huurt die als vuilnisbelt moeten dienen: elke wijk krijgt zijn stort, buiten de bewoningskern. Dat is niet naar de zin van de vuilnisrapers, die gewend waren het uitgesorteerd afval op te hopen in de wijk zelf, waar ze een oogje in het zeil konden houden in afwachting van de verkoop. Uiteindelijk leggen ze zich neer bij de getroffen regeling.

Aan de beluiken, die men ziet als mogelijke besmettingshaarden, wordt bijzondere aandacht besteed. De eigenaars worden verplicht de huisjes te witkalken. Het is betwijfelbaar of deze richtlijnen algemeen zijn opgevolgd. De controle op en de maatregelen m.b.t. de voedselveiligheid worden eerder pragmatisch aangepakt. De stad grijpt in bij grove inbreuken, maar een systematische inspectie blijft uit.

Organisatorische maatregelen

Vanuit de Belgische regering en van de Gouverneur krijgt het Gentse stadsbestuur instructies en raadgevingen. Instructies m.b.t. de volksgezondheid worden rechtstreeks naar de Provinciale Geneeskundige Commissie gestuurd die ze uitvoert in nauwe samenwerking met de stedelijke overheid, zowel wat de voorzorgsmaatregelen betreft, zoals we hoger zagen, als de crisismaatregelen.

Centrale Gezondheidscommissie

Om de naderende cholera-epidemie het hoofd te bieden, richt het stadsbestuur reeds eind februari 1832 een commissie ad hoc op, wat we vandaag een ‘task force’ zouden noemen. Deze ‘Centrale Gezondheidscommissie’ wordt voorgezeten door burgemeester van Crombrugghe en is verder samengesteld uit tien gemeenteraadsleden, de pastoor van Sint-Bavo en kanunnik Triest die directeur is van de Zusters van Liefde en van het Bijlokehospitaal. Hij is ook lid van het Bestuur van de Burgerlijke Godshuizen. Gemeenteraadslid Jean-Baptiste Van Lokeren, die tevens hoofddokter is in het Bijlokehospitaal en lid van de Provinciale Geneeskundige Commissie speelt ongetwijfeld een prominente en coördinerende rol in de Centrale Gezondheidscommissie. Ze vergaderen voor het eerst op 19 april, maar vanaf de uitbraak van de cholera op 25 mei, dagelijks.

Wijkgezondheidscommissies

Het werk op het terrein gebeurt door zes wijkgezondheidscommissies die rechtstreeks de bevolking kunnen voorlichten en onmiddellijk kunnen ingrijpen bij mistoestanden en bij besmettingen. Zij hebben een directe lijn naar de burgemeester. Om hun aanwezigheid in de wijken te concretiseren worden ‘gezondheidsburelen’ opgericht. De wijkgezondheidscommissies worden samengesteld door de Centrale Gezondheidscommissie en bestaan uit enkele geestelijken, waaronder doorgaans de parochiepastoor, enkele vooraanstaande burgers en enkele dokters.

De aanstelling van de dokters heeft het meest voeten in aarde. In Gent zijn op dat ogenblik niet meer dan een vijftigtal geneesheren actief, inclusief chirurgen en universiteitsprofessoren. Verschillende onder hen weigeren aanvankelijk wegens te drukke bezigheden. Maar midden april is de rekrutering rond en worden de leden benoemd. Op 30 mei, vijf dagen na de uitbraak van de cholera, zijn ook de locaties voor de gezondheidsburelen gekozen en ingericht. Dit wordt met affiches en via krantenberichten aan de bevolking meegedeeld. Zo wordt in een huis in de Sint-Pietersnieuwstraat het gezondheidsbureel van de 5de wijk gevestigd. 

De burelen fungeren als een soort vooruitgeschoven hulpposten. Er is bij beurtrol steeds een arts en een agent aanwezig. De bevolking kan er terecht voor een gratis doktersconsult en voor geneesmiddelenvoorschriften waarmee men gratis medicijnen kan afhalen in de apotheek der armen, gevestigd in het klooster van de Zusters van Liefde in de Molenaarsstraat, of voor de andere wijken bij door de stad aangeduide apothekers. In normale tijden zijn het enkel de armendokters van het Bureel van Weldadigheid, die deze voorschriften kunnen verstrekken. Er zijn 13 artsen verbonden aan het Bureel, waaronder professor François Verbeeck. 

Cholerapatiënten krijgen in de gezondheidsburelen de eerste hulp en worden daarna naar het hospitaal gebracht. Hiervoor is in elk bureel een draagberrie aanwezig en worden dragers aangesteld. De politiecommissaris van de wijk neemt het secretariaat waar en is verantwoordelijk voor de goede werking van het bureel. De gezondheidsburelen verstrekken aan de behoeftigen ook soepbonnen en bonnen voor strozakken. Ze kunnen ermee terecht in het Bureel van Weldadigheid, dat instaat voor de bedeling. De gezondheidsburelen krijgen uit de stadskas een budget waarmee ze zeer omzichtig moeten omspringen, maar dat volgens de voorzitters van de burelen veel te laag is.

 

De preventieve nationale, provinciale en stedelijke maatregelen zijn genomen.  De crisiscommissies zijn opgericht en bevolkt met politici, clerici en artsen. Maar er is ook een acute nood aan hospitalen om de beddencapaciteit drastisch op te drijven…

Het vervolg op dit artikel lees je in ‘Gent 1832: de cholerahospitalen’.

 

Frank Cotman
Vakgroep Geschiedenis UGent
22 april 2020

 

Dit artikel maakt deel uit van het UGentMemorie-dossier ‘Coronacrisis: historisch?

Hoe verwijs je naar dit artikel?
Cotman, Frank. “Gent 1832: cholerastorm in aantocht…” UGentMemorie. Laatst gewijzigd 03.05.2020. https://www.ugentmemorie.be/artikel/gent-1832-cholerastorm-aantocht.

 

Deel deze pagina: 
Aanmaken herinneringen toelaten