UGent in het Belgische universitaire landschap

Glijd met je cursor over de grafiek voor de specifieke aantallen; je kunt jaartallen, periodes of variabelen selecteren, sorteren of apart weergeven door je muis ingeklikt te houden en te slepen; bekijk de grafiek full screen.

 

Tot 1960 is de UGent de kleinste

De grafiek is duidelijk: de UGent is het kleine zusje in het Belgisch universitaire landschap. Van 1835, het jaar waarin het Belgische hoger onderwijs bij wet werd geregeld, tot 1960, telt de rijksuniversiteit van Gent het minst aantal studenten. Even onbetwist is het numerieke overwicht van de Katholieke Universiteit van Leuven (KULeuven) die bij dezelfde wet werd (her)opgericht. De KULeuven telt systematisch minstens dubbel zoveel studenten dan Gent. Daartussen bewegen de twee andere oudste universiteiten van België: de rijksuniversiteit van Luik (ULg) en de Vrije Universiteit Brussel (Université Libre de Belgique, ULG/VUB). De kaarten worden opnieuw geschut in de jaren 1960 door enkele ingrijpende, communautair getinte hervormingen in het hoger onderwijs, maar ook door de emancipatie van het Nederlands, de economische vooruitgang van Vlaanderen en de ontkerkelijking van de maatschappij.

De impact van wetgeving op het studentenaantal is groot

Of een evolutie een gevolg is van het aanbod en de aard van een universiteit, of deel uitmaakt van een algemene trend in het hoger onderwijs, kan alleen maar duidelijk worden in vergelijkend perspectief. De universiteiten van Leuven, Luik, Brussel en Gent kennen in de negentiende eeuw min of meer dezelfde evoluties. Alle vier zien ze hun studentenaantal aanzienlijk stijgen door de Wet Delcour van 1876 die de toegang tot de universiteiten versoepelt en de centrale examenjury afschaft. De daling na de wet van 1890 die de toegang opnieuw verstrengt, is eveneens universeel, net als de verdubbeling van het aantal studenten tussen 1893 en 1913. De uitgesproken negatieve evolutie van de ULG/VUB op het einde van de 19de eeuw heeft te maken met een levensbeschouwelijk crisisdecennium en de afsplitsing van de Université Nouvelle (1894-1919), iets waar vooral de rijksuniversiteit van Luik van profiteert. De democratisering van het hoger onderwijs van de jaren 1950 en 1960 is een algemene evolutie die overheidsmatig in gang werd gezet door de oprichting van het Nationaal Studiefonds in 1954 en de Omnivalentiewet van 1964 die het humanioradiploma als toelatingsvoorwaarde afschaft. De meest recente collectieve verhoging valt samen met de onderwijshervorming van de bachelor/masterstructuur, gradueel ingevoerd vanaf 2003/04.

Taalkwesties

De UGent is de eerste universiteit die vernederlandst in 1930. In het decennium dat daarop volgt, neemt het studentenaantal met dertig procent af. De tegenstanders hadden dit voorspeld: door de vernederlandsing verliest de UGent haar aanzienlijke groep buitenlandse ingenieursstudenten. Vreemd genoeg is dezelfde trend vast te stellen in Luik en kennen ook Leuven en Brussel een stagnatie na een groeiperiode. De economische crisis sinds de beurskrach van 1929 en de politieke instabiliteit leggen de internationale studentenmobiliteit stil. 
Naarmate de Franstalige Belgische elite afbrokkelt en Vlaanderen zich cultureel en economisch emancipeert, bereikt de taalkwestie uiteindelijk ook Leuven en Brussel. In 1969 ontdubbelen beide universiteiten in een Nederlandstalige (VUB en KUL) en Franstalige (ULB en UCL) universiteit wat de onderlinge verschillen tussen de universiteiten in de toekomst zal verkleinen. De introductie van twee nieuwe Nederlandstalige universiteiten heeft minder effect op de Gentse universiteit dan je zou verwachten: het studentenaantal neemt slechts 5% af, wat vooral te wijten is aan het verlies van Antwerpse studenten aan de nieuwe universitaire centra aldaar. In de jaren 1970 stagneren, behalve aan de KUL, de inschrijvingscijfers overal.

De strijd om de West-Vlaming

De overheid stelt in de jaren 1960 vast dat Vlamingen minder gemakkelijk de weg naar de universiteiten vinden dan de Waalse jongeren. Tegelijkertijd ziet katholiek België zich geconfronteerd met een beginnende ontkerkelijking van de maatschappij en stijgt de argwaan ten opzichte van de UGent. De invloed van vrijzinnige moraalwetenschappers Kruithof en Apostel op katholieke jongeren zou er veel te groot zijn. Beide bekommernissen enten zich op de jongeren van de economisch meest achtergestelde en meest katholieke provincie: West-Vlaanderen. Na een intens politiek conflict beslecht de Expansiewet van 1965 de kwestie door universitaire centra toe te staan in Kortrijk, Antwerpen en Namen. De poging van de bisschoppen om met een Kortrijkse campus van de KULeuven (KULAK) de West-Vlaamse jongeren weg te houden uit Gent, is niet succesvol. Integendeel: zowel absoluut als relatief (over)stijgt hun aantal dat van de West-Vlaamse studenten van de KULeuven. Maar het is pas in de jaren 1990 dat het pleit helemaal wordt beslecht. De KULeuven ziet het aantal West-Vlamingen voor het eerst in haar geschiedenis numeriek afnemen en telt in de jaren 2000 slechts de helft zoveel West-Vlamingen: 4.000 in Leuven versus 9.000 in Gent. Maar opnieuw verhullen naakte cijfers een meer complex verhaal. West-Vlamingen maken immers doorheen de hele UGent-geschiedenis een stabiele 25% van het Belgische studentenkorps uit. Dat kan niet anders betekenen dat Gent in de jaren 1990 niet alleen West-Vlamingen wint...

Wie is nu de grootste?

Volgens de laatste statistieken van de Universitaire Stichting zijn de UGent en de KULeuven in 2011/12 onbetwist de grootste universiteiten van het land met respectievelijk 31.909 en 32.221 aantal hoofdinschrijvingen. Daarna volgen de drie Franstalige universiteiten UCL (28.638), ULB (24.199) en UL (19.523). De UA (11.617) en VUB (11.401) tellen een stuk minder studenten. Wat daarnaast opvalt is het grote verschil in samenstelling van de studentenkorpsen. De UGent en de KULeuven zijn de minst gediversifieerde universiteiten met respectievelijk 12 en 14% buitenlandse studenten. Aan de UGent was dat tien jaar eerder slechts 4%. Aan de Brusselse ULB maken buitenlanders 32% van het totaal uit én dat is al het geval sinds de jaren 1970. Gezien de taal is het internationalere karakter van de Franstalige universiteiten niet erg verrassend natuurlijk, maar deze cijfers indiceren wel dat de aard van de Vlaamse en Franstalige universiteiten danig verschilt.

Fien Danniau en Kristof Loockx
Vakgroep Geschiedenis
14 maart 2016

 

Hoe verwijs je naar dit artikel?

Danniau, Fien en Kristof Loockx. "De UGent in het Belgisch universitaire landschap." UGentMemorie. Laatst gewijzigd 14.03.2016. www.ugentmemorie.be/artikel/ugent-in-het-belgisch-universitaire-landschap.

Methodologie: welke cijfers?

Elke universiteit volgt zo haar eigen logica bij het berekenen en publiceren van het aantal inschrijvingen of studenten. Betreft het studenten of inschrijvingen? Voltijdse studies of creditcontracten? Met of zonder uitwisselingsstudenten? Basisopleiding of nascholing? Sinds de oprichting van de Associaties en de inkanteling van hogeschoolopleidingen in de universiteiten is het nog moeilijker geworden om appelen met appelen te vergelijken. De Universitaire Stichting publiceert sinds 1949 onafgebroken dezelfde statistische gegevens over het hoger onderwijs in België in haar jaarboeken. Vanaf 1958 zijn daar ook de buitenlandse studenten in vermeld. Helaas heeft de Stichting wat achterstand opgelopen in de verwerking van de gegevens uit de communautaire databanken (met de Associaties is het dan ook een stuk complexer geworden) en beschikken we maar over vergelijkbare cijfers tot 2011/2012. En het was net spannend...
Voor de periode 1876-1938 is de hoofdbron het artikel van Pieter Dhondt 'Foreign students at Belgian universities: a statistical and bibliographical approach' in het Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis (2008), aangevuld met waar mogelijk cijfers uit andere literatuur.

Bronnen

Alle universiteiten, 1949-2012
Jaarboek Universitaire Stichting 1949-2012:
C.1.A.1 Hoofdinschrijvingen van de Belgische studenten per provincie, per universitaire instelling
Jaarboek Universitaire Stichting 1958-2012
C.2.1 Hoofdinschrijvingen van de buitenlandse studenten per nationaliteit, per universitaire instelling
In Vlaanderen worden de inschrijvingsgegevens sinds 2003 (de Ba/Ma-hervorming) bijgehouden in een databank en gepubliceerd in een Jaarverslag.

UGent, 1837-1949, exclusief Eerste Wereldoorlog
1837-1843: Nothomb, Jean-Baptiste. Etat de l'instruction Supérieure en Belgique: Rapport présenté aux Chambres Législatives Le 6 Avril 1843. Bruxelles: Em. Devroye, 1844.
1858-1937 en 1937-1949: Jaarverslagen Universiteit Gent
Ontbrekende periodes: Universiteitsarchief Gent

Université de Liège, 1837-1937, exclusief Eerste Wereldoorlog
1837-1935: Liber Memorialis: L'Université de Liège de 1867 à 1935: notices biographiques. Liège: Université de Liège, 1936.
1935-1937: Dhondt, Pieter. "Foreign students at Belgian universities: a statistical and bibliographical approach". Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis 38 (2008, 1-2) 5-44.

Alle universiteiten behalve UGent en ULiège, 1876-1937, exclusief de Eerste Wereldoorlog
Dhondt, Pieter. "Foreign students at Belgian universities: a statistical and bibliographical approach". Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis 38 (2008, 1-2) 5-44.

Literatuur

Deel deze pagina: