6. De slag om de tienduizend

Op lange termijn waren nieuwe instellingen als de Onderzoeksraad en de VLIR, waarvan Hoste de tweede voorzitter werd, van groot belang voor de ontwikkeling van het universitaire landschap. Ze zijn dat vandaag nog. Toch is het niet op dat vlak dat Hoste herinnerd wordt; als zijn rectoraat ter sprake komt, gebeurt dat meestal in verband met de opzienbarende, gewelddadige en telegenieke studentenbetogingen die in het academiejaar 1978-1979 de straten van Gent teisterden.

Hostes eerste confrontatie met de studenten volgde al meteen na zijn aanstelling. De studenten meenden dat Hoste censuur had gepleegd door ‘de affisjes van de Rooie Vlinder uit de universitaire gebouwen te weren’. De Rooie Vlinder was een ‘socialistische aktiegroep voor de bevrijding van de homoseksualiteit’. Hun affiche om nieuwe studenten te werven werd door Hoste als te provocerend ervaren om in de universitaire gebouwen uit te hangen – er kwam het woord ‘lul’ in voor, alsook een suggestieve beeltenis van een naakte jongeman. Het leverde Hoste felle artikelen in Schamper op. Zijn rectoraat onderging een kleine bezetting, op de muren van het gebouw kalkte een onverlaat ‘Hoste haat homo’s’, wat hem persoonlijk griefde.

Zijn eerste interview aan Schamper, dat plaatsvond kort na het Rooie Vlinder-incident, was een gelegenheid om zijn houding naar de studenten te verduidelijken. Hij liet weten dat hij het spel ‘eerlijk wilde spelen’ en de rol van de studenten – en een kritisch blad als Schamper – zou respecteren. Maar hij was geen voorstander van een verdere uitbreiding van de studenteninspraak; de idealen van mei ’68 en de democratisering van het onderwijs hadden op dat vlak hun werk gedaan. Provocaties en bezettingen kon Hoste aanvaarden in uitzonderlijke omstandigheden, maar geweld en vernielingen zou hij onder geen beding aanvaarden, waarschuwde hij tot tweemaal toe. Aangezien de rectorale bevoegdheden zich uitstrekten tot het domein van de academische politie, met allerhande mogelijkheden tot sancties en schorsingen, was dit een waarschuwing die kon tellen.

Op 25 augustus 1978 lichtte een ministerieel schrijven de universiteiten in over een verhoging van de inschrijvingsgelden naar tienduizend frank. Op enkele jaren tijd – pas in 1972 was het inschrijvingsgeld op vijfduizend gebracht – verdubbelde het inschrijvingsgeld aldus. ‘Met consternatie’, stelde Hoste, had hij deze maatregel vernomen. Ze was zonder overleg met de rectoren tot stand gekomen. Hij noemde de maatregel ‘sociaal onverantwoord’ in ‘een periode van economische recessie’. Hij verklaarde zich openlijk een tegenstander van de maatregel, maar bleef anderzijds loyaal aan zijn minister Ramaekers: de wet moest worden uitgevoerd. In oktober werd bij de inschrijvingen een eerste schijf van vijfduizend frank geïnd. Later op het jaar, na de nodige administratieve voorbereidingen, zou de tweede schijf geïnd worden.

Maar onder de studenten kreeg de ‘actie tegen de 10000’ een mobiliserend effect. Niet alleen in Gent: op nationaal vlak kreeg de beweging een draagvlak, met uitlopers naar de vakbonden en onderwijswereld. De houding van Hoste bracht hem in een moeilijk parket. Zijn principiële solidariteit bracht hem er toe mee te stappen in een betoging tegen de tienduizend; er bestaat een foto van hem, genomen tijdens een sit-in.

Later, naarmate het studentenprotest feller en gewelddadiger werd, moest Hoste echter hard optreden tegen een beweging waarvan hij de uitgangspunten onderschreef. Zowel in november ’78 als in maart-april ’79 vonden er grootschalige betogingen plaats in Gent, met regelrechte gevechten tussen ordetroepen en de studenten. De beelden die Daska Films maakte voor de ‘Gentse Filmaktualiteiten’ tonen revolutionaire toestanden: ordetroepen bezetten de straten, matrakken dalen neer op de studenten, traangasgranaten worden afgeschoten, stenen vliegen in de lucht, het waterkanon wordt ingezet. De Blandijnberg lijkt een bezette zone. Op de muren en in de leslokalen leest men slogans als ‘Hoste ontslag’, ‘Gratis onderwijs’, ‘Neen aan de 10000’. Daags na de onlusten filmt Daska ‘beelden van een slagveld’: opengebroken straten, vernielde ramen, in elkaar geslagen politiecombi’s, smeulende brandhaarden.

Op dinsdag 14 maart wordt Hoste een middag lang gegijzeld door een tachtigtal studenten die in het rectoraat sporen zoeken van inningsmaatregelen voor de tweede schijf van vijfduizend frank. Ze ontruimen het rectoraat, laten het personeel vertrekken en barricaderen het kabinet van Hoste. Die weigert mee te werken. Na een urenlange bezetting wordt Hoste manu militare bevrijd. Elf studenten worden uiteindelijk voorgeleid. Twee dagen later stemt de Raad van beheer een motie waarin ze de gijzeling van de rector, het geweld en de vernielingen afkeuren. Maar ook het hardhandig optreden van de politiediensten wordt afgekeurd; er wordt gewaarschuwd voor ‘een escalatie van het geweld’. Bovenal worden de studenten gewezen op de ‘ongerijmdheid’ harde acties te ondernemen tegen een persoon en een instelling die zich eveneens tégen de tienduizend kantten. Dat nam niet weg dat het in april tot nieuwe uitbarstingen kwam in Gent.

Een ander gevolg van de gijzelingsactie waren nieuwe veiligheidsmaatregelen. Voortaan moest de huisbewaarder van het rectoraat de hoofdingang van het gebouw sluiten om kwart voor zes; andere ingangen moesten permanent gesloten blijven. Zo werd de universiteit van langsom een vestiging.

 Lees verder: 7. Balans

Deel deze pagina: