Hublé, Jan (1923-2009)
Het Gentse natuurreservaat Bourgoyen-Ossemeersen is de meest bekende en tastbare erfenis van bioloog Jan Hublé. De bezieling die hij aan de dag legde voor de erkenning en uitbouw van het natuurreservaat is slechts een deel van zijn veelzijdig streven voor natuurbehoud. Dat het reservaat een belangrijke overwinterplaats voor watervogels is, geeft ook meteen Hublé’s voorliefde voor vogels prijs. In zijn laboratorium stond ornithologie centraal, maar ook onderzoek naar spinnen was belangrijk. Hublé’s wetenschappelijk onderzoek en zijn natuuractivistische inspanningen kregen nationaal en internationaal navolging. Ook zijn engagement voor onderwijs en vrijzinnigheid maken van hem een markant figuur.
Jong geleerd, oud gedaan
Na zijn middelbare studies aan het Koninklijk Atheneum in Gent beslist Jan Hublé om de opleiding biologie te studeren aan de Gentse universiteit. Deze studiekeuze kon op weinig bijval rekenen van zijn ouders, maar genoot wel de goedkeuring van een goede vriend van de familie: Lucien De Coninck. De Coninck, professor in de biologie (dierkunde), nam Jan van jongs af aan al mee op uitstappen met zijn studenten en leerde hem over verschillende natuurverschijnselen.
Jan Hublé behaalt in 1945 met brio het diploma biologie, specialisatie dierkunde. In datzelfde jaar wordt hij aangenomen als assistent bij professor Romain Ruyssen, die werkzaam is in de farmacie en eveneens een goede vriend is van het ouderpaar van Jan. Hij haalt dat jaar ook een diploma biochemie. Het academiejaar daarop gaat Hublé aan de slag als assistent in het Laboratorium voor Dierkunde van professor Lucien De Coninck. In 1947 krijgt Hublé de kans om voor zeven maanden te werken in het farmacologisch instituut in Leiden, onder professor Samuel Elzevier de Jongh. Na de periode te Leiden, keert Hublé terug naar Gent. Hij is er nog enkele jaren assistent bij Lucien De Coninck. In 1951 promoveert Hublé tot doctor in de dierkunde met een studie over de invloed bij vogels van een groeibevorderend extract uit de runderhypofyse. Datzelfde jaar huwt hij met Nadia Vankenhove. Hij vertrekt met zijn kersverse echtgenote voor één academiejaar (1951-1952) naar Amerika. Hier kan Jan Hublé als Graduate Fellow van de Belgian American Educational Foundation (BAEF) aan de slag aan de universiteit van Berkeley (Californië), waar hij groeihormonen bij ratten bestudeert.
Lucien De Coninck
In Amerika verneemt Jan Hublé dat hij als werkleider kan worden aangesteld in het Laboratorium voor Dierkunde van Lucien De Coninck. Hublé werkt er vervolgens verscheidene jaren in die functie. In 1957 krijgt hij de opdracht om enkele cursussen te doceren die vrijkomen wanneer professor Paul Van Oye op emeritaat gaat. In april 1958 wordt Hublé officieel benoemd tot docent aan de Gentse universiteit. Op dat moment is hij nog verbonden aan het Hoger Instituut voor Opvoedkundige Wetenschappen (HIOW), de voorloper van de faculteit Psychologische en Pedagogische Wetenschappen. Maar enkele jaren later, in 1962, muteert Jan Hublé als docent van het HIOW – waar hij les blijft geven – naar de faculteit Wetenschappen.
Aan de faculteit Wetenschappen bouwt Jan Hublé echt zijn carrière uit. In 1965 wordt hij benoemd tot gewoon hoogleraar en wordt hij directeur van het Laboratorium voor Oecologie der Dieren, Zoögeografie en Natuurbehoud. Hier verenigt hij verscheidene biologische en dierkundige onderwerpen en drukt hij zijn stempel op het Belgische en internationale wetenschappelijke landschap. Ook in Amerika bestudeert men aandachtig het onderzoek binnen het labo van Jan Hublé. Hierdoor kan Hublé in 1969 aantreden als Perrin Galpin Visiting Professor. Hij mag in Amerika gedurende een paar maanden de recente ondervindingen op het gebied van ecologie en dierkunde van naderbij onderzoeken en kan er de studies van zijn eigen labo presenteren.
Na twintig jaar trouwe dienst als directeur neemt Hublé in 1985 afscheid van de academische wereld en gaat hij op emeritaat. Veel van zijn assistenten zullen zijn visie en onderzoek voortzetten.
Onderzoek: mezen, spinnen en natuurbehoud
Wanneer Jan Hublé in 1952 terugkeert van Amerika naar België, is dit ook omdat hij liever verder wil werken rond vogels. In Amerika had hij vooral rond groeihormonen bij ratten gewerkt. Na zijn terugkeer begint Jan Hublé te publiceren over ornithologie en vindt hij na enkele jaren de vogelsoort die hij gedurende zijn academische carrière zal blijven onderzoeken: de (kool)mees. Zijn werk rond deze vogelsoort krijgt navolging in zijn laboratorium, waar de verschillende facetten van deze vogels en hun verspreiding worden bestudeerd. Het ornithologisch onderzoek binnen het labo beperkt zich niet tot enkel (kool)mezen: onder andere ook boompiepers en ganzen zijn voorwerp van onderzoek.
Het tweede grote onderzoeksonderwerp binnen het labo van Jan Hublé neemt zijn aanvang in 1968. In dat jaar wordt het vak ‘natuurbehoud’ ingericht met Hublé als docent. Hij is de eerste Belgische professor die na de Tweede Wereldoorlog dit onderwerp als een volwaardig vak zal behandelen. Ook binnen het labo neemt natuurbehoud vanaf dan een groot deel van het onderzoek in beslag. Er wordt actie gevoerd voor het behoud van natuurgebieden en vanuit het labo wordt aan ‘natuurbeschermingseducatie’ gedaan. Het jaar 1970 wordt bovendien uitgeroepen tot Europees Natuurbeschermingsjaar, wat zorgt voor een groeiende aandacht voor natuurbehoud en een dito vraag naar specialisten ter zake, waaronder dus Hublé en zijn assistenten.
Het derde onderzoeksgebied binnen Hublé’s labo betreft de pedobiologie – dieren die zich in of op de bodem bevinden – en meer specifiek de arachnologie. Het labo is zo de eerste universitaire afdeling in België die rond spinnen werkt. Verschillende van zijn assistenten vergaren bekendheid met hun kennis van en onderzoek binnen de pedobiologie. Vanuit het labo ontstaat verder ARABEL (ARAchnologia BELgica), een vereniging van Belgische arachnologen die tot op heden bestaat.
Pionierswerk voor natuurbehoud
Jan Hublé is zonder twijfel een pionier van het Belgische – en internationale – natuurbehoud. Hij is betrokken bij enkele belangrijke evoluties die deze sector ondergaat in het derde (en vierde) kwart van de 20ste eeuw, een periode waarin natuurbehoud aan bekendheid wint. Opmerkelijk is de diversiteit aan acties die Jan Hublé onderneemt rond natuurbehoud: hij is de eerste die het vak natuurbehoud doceert in België, zet zich in voor opleidingen voor natuurgidsen, schrijft boeken, geeft speeches, sensibiliseert op radio en tv, is als lid van de Stichting Leefmilieu en als jurylid van de Jeugdactie van diezelfde Stichting mee verantwoordelijk voor de sponsoring van projecten over natuurbehoud en –bescherming, is aanwezig op congressen en is lid, ondervoorzitter of voorzitter van de wetenschappelijke adviescommissies van verschillende natuurreservatien en diverse nationale officiële organen. Een voorbeeld van dit laatste is de Vlaamse Hoge Raad voor Natuurbehoud, waarvan Jan Hublé gedurende enkele jaren voorzitter is. Zijn invloed zet zich ook internationaal door, door zijn aanwezigheid bij enkele organisaties die op grotere schaal bezig zijn met natuurbehoud.
Een ware bekroning van Hublé’s inzet voor natuurbehoud, is de erkenning van het gebied van de Bourgoyen-Ossemeersen (een meersengebied ten westen van Gent) als natuurgebied en de uitbouw ervan tot een trekpleister voor wandelaars en natuurliefhebbers. Het ’plan Hublé’, dat Jan Hublé in 1971 kenbaar maakt aan de burgemeesters en schepenen van Gent en Drongen, vormt de basis van het gebied zoals we het nu kennen. In de beginjaren van het natuurgebied biedt hij wetenschappelijke ondersteuning en streeft hij naar de verdere uitbouw van het gebied. Hij is in die periode een belangrijke schakel tussen de Actiegroep Bourgoyen-Ossemeersen – die hevig strijdt voor de totstandkoming van het natuurreservaat – en de stad Gent.
Thuis in het Gentse onderwijsmilieu
Onderwijs speelt ook een rol in het leven Jan Hublé. Hij werd geboren in een gezin waar onderwijs sowieso al centraal stond. Vader Arthur Hublé (1885-1954) is werkzaam in de administratie van de stad als directeur van de Directie Stedelijk Onderwijs. Moeder Irma Walgraeve (1888-1974) is een tijdlang als onderwijzeres in dienst van het Gentse stedelijk onderwijs, in een lagere school in de Geitstraat, waar zij onder meer Leo Michel Thiery als collega heeft. Later wordt Thiery de eerste directeur van het Genstse schoolmuseum.
Niet enkel zijn eigen ouderlijk gezin is verweven met het Gentse schoolmilieu. Ook het gezin van Jan Hublé’s echtgenote – Nadia Vankenhove – is in grote mate actief binnen het Gentse stedelijk onderwijs. De invloed die Jan Hublé zo op het vlak van onderwijs krijgt, gecombineerd met zijn eigen interesse voor educatie, maken dat hij zich eveneens zal inzetten voor het onderrichten van een extra-universitair publiek. Zo wordt Hublé onder meer een van de eerste lesgevers (biologie) in het Stedelijk Instituut voor Sociale Studie (SISS). Dit Gentse instituut wordt in 1953 opgericht met als doel het opleiden van sociaal assistenten. Gerda De Bock is er destijds directrice.
Vrijzinnige
Jan Hublé was een overtuigd vrijzinnige, die open stond voor de overtuiging en mening van anderen. Net als zijn vader sluit Jan Hublé zich tijdens zijn studentenjaren aan bij het Taalminnend Studentengenootschap ’t Zal Wel Gaan, een studentenkring met een lange geschiedenis. Onder de slogan ‘Klauwaard en Geus’, had deze studentengroep een vrijzinnige Vlaamsgezinde ideologie. Tijdens en na de Eerste Wereldoorlog kreeg de groepering even een mindere bijklank. Hoewel verscheidene leden en oud-leden van ’t Zal Wel Gaan zich aansloten bij het verzet en opgepakt werden, waren er enkele oud-leden die zich met het activisme inlieten. Op het moment dat Jan Hublé bij de studentengroep aansluit, is er van een radicale Vlaamsgezindheid echter geen sprake meer. De vrijzinnigheid blijft een belangrijk punt van ’t Zal Wel Gaan en diens Bond der Oud-Leden.
Samen met zijn navolgers op wetenschappelijk gebied en wat betreft natuurbehoud liet Jan Hublé een erfenis met impact na. Tel hierbij zijn verwevenheid met de Gentse didactische en vrijzinnige milieus, en de slotsom is een invloedrijke en fascinerende schakel in een Gents intellectueel netwerk.
Fred Libert
Master Geschiedenis
27 april 2016
Hoe verwijs je naar dit artikel?
Libert, Fred. "Hublé, Jan (1923-2009)." UGentMemorie. Laatst gewijzigd 26.04.2016. www.ugentmemorie.be/personen/huble-jan-1923-2009
Bibliografie
Libert, Fred. “Jan Hublé (1923-2009): Een wetenschapper met een hart voor natuur en een passie voor didactiek.” Masterproef, Universiteit Gent, 2016.
Natuurpunt neemt afscheid van prof. dr. Jan Hublé