Faculteit Wetenschappen in cijfers
Glijd met je cursor over de grafiek voor de specifieke aantallen; je kunt jaartallen, periodes of variabelen selecteren, sorteren of apart weergeven door je muis ingeklikt te houden en te slepen; bekijk de grafiek full screen.
Grillige 19de eeuw
Studies in de fundamentele wetenschappen zijn in de 19de eeuw niet populair. Net als de Letteren & Wijsbegeerte kan de faculteit Wetenschappen gemiddeld slechts een 20% van de studenten aantrekken. De universiteit is nog geen onderzoeksinstelling en studenten zoeken via hun diploma toegang tot een job als arts, ingenieur, jurist of leraar. Veel studenten stromen na een verplichte, inleidende kandidatuur in de natuurwetenschappen door naar de artsenopleiding. De studenteninstroom is daarom erg onderhevig aan tendensen in die andere faculteit en geeft in de 19de eeuw een grillig verloop. Vanaf 1852 krijgt een nieuwe Normaalschool voor Wetenschappen het monopolie op de lerarenopleiding en verliest de faculteit haar beste cohort studenten.
Legendarische UGent’ers achter de cijfers
De Wetenschappen blinken in de 19de eeuw niet uit in een grote instroom van studenten, noch in een bijzonder opmerkelijke uitstroom. Maar de cijfers verhullen enkele interessante figuren. De faculteit levert in 1818 één van de meest invloedrijke Belgische geleerden af: de wiskundige Alphonse Quetelet studeert als eerste UGent’er af en zal zijn carrière wijden aan statistiek en sterrenkunde. Hij geeft in het Luikse atheneum les aan Joseph Plateau, geen UGent-student maar vanaf 1835 wel hoogleraar natuurkunde aan de UGent. Plateau geeft les aan Gustave Van Der Mensbrugghe, die zijn assistent, opvolger en schoonzoon wordt. Van Der Mensbrugghe is een belangrijke wetenschapspopularisator en beschikt als een van de eersten over een wetenschappelijk laboratorium, mede dankzij de passage van de wereldbefaamde professor August Kekulé die tussen 1858 en 1862 aan de faculteit zijn wetenschappelijk meest vruchtbare periode kent. Van Der Mensbrugghe geeft op zijn beurt les aan Sidonie Verhelst, in 1882 de eerste vrouwelijke studente aan de UGent.
Slaat de omslag naar een onderzoeksuniversiteit nu wel of niet aan?
Tussen 1876 en 1890 stijgt het aantal wetenschapsstudenten van 57 naar 216 (x7!), om daarna snel weer te halveren. De data vallen niet toevallig samen met nieuwe wetten over de organisatie van het hoger onderwijs. In 1876 bevrijdt de Wet Delcour de universiteiten van het keurslijf van centrale examenjury’s en eenheidsleerstof. Het betekent een doorbraak voor de verwetenschappelijking van de universiteiten en een nieuwe rol voor de faculteit Wetenschappen. De wetten van 1890 en 1891 maken dan weer praktisch onderwijs in laboratoria mogelijk. Op de Blandijnberg verrijst daarvoor een Instituut van de Wetenschappen met laboratoria voor natuurkunde, scheikunde, mineralogie, geologie en paleontologie en een sterrenkundig station. Op basis van de aantallen lijken de studenten niet onder de indruk van het nieuwe gebouw en ze morren over de ontwikkeling: wat is het nut van scheikundige proeven voor de toekomstige arts? Toch zijn het allicht niet de practica die voor de daling van het aantal studenten verantwoordelijk zijn. Wel de strengere toelatingsvoorwaarden.
Het einde van de dienstbare faculteit
Wie wil studeren aan de faculteit Geneeskunde (sinds 1817), Veeartsenijschool (vanaf 1933) of faculteit Ingenieurswetenschappen (vanaf 1953) krijgt eerst een basisopleiding in de faculteit Wetenschappen. De voorbereidende kandidatuur voor geneeskunde is in haar eentje goed voor ongeveer de helft van faculteitspopulatie. De studenten die een ‘zuivere’ kandidaats- en licentiaatsopleiding volgen in de wiskunde, natuurkunde, scheikunde, geografie of aardrijkskunde, zijn in de minderheid. Deze gang van zaken zorgt ervoor dat de massificatie van het hoger onderwijs in de jaren 1950 en 1960 aan de faculteit Wetenschappen vroeger en extra voelbaar is: het aantal stijgt van 551 in 1945 tot 2996 in recordjaar 1967. Een totaal onhoudbare en onwenselijke situatie. Tegelijkertijd met de verzelfstandiging van een aantal faculteiten (1968-1972), ‘verliest’ de faculteit Wetenschappen haar voorbereidende kandidaturen: in 1968/69 die voor de Geneeskunde, in 1970/71 die voor de ingenieurswetenschappen en in 1971/72 die voor de diergeneeskunde.
Fien Danniau
Vakgroep Geschiedenis UGent
6 maart 2016
Hoe verwijs je naar dit artikel?
Danniau, Fien. "Faculteit Wetenschappen in cijfers." UGentMemorie. Laatst gewijzigd 18.08.2017. www.ugentmemorie.be/artikel/faculteit-wetenschappen-in-cijfers
Methodologie
De grafieken tonen voltijdse, unieke studenten in eerste, tweede en derde opleidingscyclus.
In de faculteit Wetenschappen (1817/18-2016/17) zijn begrepen:
- Faculteit Wetenschappen (1817-2017)
- Kandidatuur in de Natuur- en Geneeskundige Wetenschappen (1935-1967)
Bibliografie
"150 Jaar ingenieursopleiding aan de Rijksuniversiteit Gent (1835-1985) : de Faculteit van de toegepaste wetenschappen RUG." Gent: Goff, 1986.
"Voorstel tot hervorming der licenties in de wetenschappen." Brussel: Paleis der Academiën, 1955.
"De Fakulteit der Wetenschappen." in Gedenboek van de Rijksuniversiteit te Gent na een kwarteeuw vervlaamsing (1930-31 - 1955-56), uitgegeven door Theo Luyckx, 212-83. Gent: RUG, 1957.
Deelstra, H. A. "Achtergronden van de wetten van 1890-1891 en de invloed op het natuurwetenschappelijk onderwijs in België." Gewina/TGGNWT 16, 3 (1993): 187-91.
Halleux, Robert (red.). Geschiedenis van de wetenschappen in België: 1815-2000. Brussel: Dexia, 2001.
Delacre, M. L'enseignement de la chimie à l'Université de Gand. Gand: s.d.
Palm, L.C., G. Vanpaemel en F.H. van Lunteren. “De toga om de wetenschap. Ontwikkelingen in het hoger onderwijs in de geneeskunde, natuurwetenschappen en techniek in België en Nederland (1850-1940).” Gewina/TGGNWT 16, 3 (1993): 5-9.
Pauli, Ad. Le nouvel Institut des sciences à Gand. Gand: 1892.
Van Oye, Paul. Anderhalve eeuw biologie aan de Rijksuniversiteit te Gent. Brussel: Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, 1968.