4.3. De universitaire epuratie

4. De nasleep

4.3. De universitaire epuratie

Een grondige en rechtvaardige zuivering in de “openbare besturen van den staat” en dus ook aan de onderwijsinrichtingen dringt zich op. Op 30 oktober 1944 geeft de Regent een nieuw specifiek besluit uit “waarbij onderzoekscommissiën worden ingesteld die ermede belast zijn advies uit te brengen omtrent de tuchtmaatregelen te nemen ten aanzien van sommige leden van het onderwijzend, wetenschappelijk en administratief personeel der onderwijsinrichtingen van den Staat”. Een van de drie onderzoekscommissies die advies moeten uitbrengen omtrent eventueel te nemen tuchtmaatregelen tegen sommige personeelsleden wordt aan de R.U.G. geïnstalleerd. De commissie heeft een “volstrekt recht tot nasporing en onderzoek”. Wie voor een commissie opgeroepen wordt kan zich door een verdediger laten bijstaan. Tegen de eindbeslissing, genomen door de koning of de minister, is geen beroep mogelijk.


33. Oorlogsrector Guillaume de Smet ontvangt in 1951 een onderscheiding.

La Flandre Libérale van 14 september 1944 schrijft dat aan liefst 52 personen op een totale bezetting van 72 van de faculteit Geneeskunde de toegang moet ontzegd worden. Het artikel behoort tot de verbale epuratie van vlak na de bevrijding.  In de faculteit Geneeskunde wordt de epuratie-motie goedgekeurd. Onder meer René Goubau en Frederic Thomas maken deel uit van de epuratiecommissie te Gent. Zo eist professor De Beule dat de professoren Heymans en Hooft buiten schot zouden blijven – wat hem niet in dank afgenomen wordt. Immers, in 1943 is het precies Hooft die met Daels het boek Voor moeder en zuigeling door Cyriel Verschaeve van een voorwoord laten voorzien. Ook tijdens de bezetting consulteren de diensten van Oberstabartz Holm geregeld Carlos Hooft in verband met het verkrijgen van inlichtingen over onder meer de 'betrouwbaarheid' van bepaalde artsen.

De onderzoekscommissie legt half januari 1945 finaal vast wie van het personeel “op nationaal gebied” in gebreke is gebleven. Worden weerhouden: lidmaatschap van de Commissie van Wederopbouw, (studie)reizen naar Duitsland, benoemingen onder druk van de collaboratie, lidmaatschap van de Vlaamse Cultuurraad, contacten met Duitsers, lidmaatschap van de raad van de Orde van Geneesheren, publicatie van politieke artikels, deelname aan activiteiten van het G.S.V. (Dietsch Studenten-Congres), lidmaatschap van V.N.V of DeVlag, deelname aan de ontvangst van Conti, het volgen van lessen aan de Deutsche Akademie, deelname aan de Dosfel-voordrachten, lidmaatschap van de Vlaamsche Professorenbond en het ondertekenen van het zogenaamde Manifest van de Volksbeweging in augustus 1940.

Vier professoren, vóór de oorlog benoemd, worden definitief geschorst: Daels, De Vleeschauwer, De Waele en Hentze. Prof. De Waele wordt afgezet als gewoon hoogleraar aan de Faculteit Wetenschappen om reden van zijn gedrag gedurende de bezetting (Besluiten Regent dd. 30.10.1944 en 07.11.1944). Bij de andere afgezette professoren, aangesteld tijdens de oorlog, zijn onder meer Speleers en Soenen. Binnen de faculteit Geneeskunde worden de professoren Frans Daels, Leon Elaut, Raymond "Reimond" Speleers, Adriaan Martens, Roger Soenen, Leopold Vanhouteghem en Willem Libbrecht (veeartsenij) ontslagen. Ook de docenten Rafael De Brabander, Albert De Clercq, Arthur D'Hertog (H.I.L.O) en de werkleiders Eugeen Verstraete en De Sweemer mogen verdere academische ambities opbergen. Het ontslag dat eerder aan hoogleraar Maurits Verdonck (H.I.L.O.) betekend is, wordt omgezet in een schorsing. Docent Carlos Hooft wordt op 5 november 1945 geschorst bij Besluit van de Regent voor de duur van één jaar. In een tweetal Koninklijke Besluiten wordt het lot van professor Vincent Evrard bezegeld: een schorsing gevolgd door een op non-activiteitstelling van 1 april 1945 tot 30 november 1947. In maart 1953 wordt dit laatste Besluit evenwel ingetrokken. Immers, reeds in 1946 heeft het gerecht een buitenvervolging ingesteld. Ook de oorlogsactiviteiten van Corneel Heymans worden nader onderzocht. Op 9 februari 1945 wordt hem als tuchtmaatregel een blaam opgelegd, een blaam die bij beslissing van 6 februari 1948 wordt opgeheven.

De onderzoekscommissie heeft voor heel de universiteit samen meer dan 60 dossiers behandeld. Een tiental personen wordt tijdelijk geschorst, zij kunnen hun functies hernemen of worden met pensioen gestuurd. Ongeveer 20 personen – allen hoogleraar en één werkleider – worden definitief geschorst en krijgen een strafrechterlijke veroordeling. Op een totaal van 170 professoren en docenten wordt ongeveer 10 % definitief geschorst. De epuratie zorgt voor heel wat beroering. Hoe kan men uitleggen dat eenieder die aanwezig is geweest bij het bezoek van Conti gestraft moet worden, terwijl de rector, die de uitnodigingen verstuurd heeft, vrijuit kan gaan? Bij het afsluiten van het zuiveringshoofdstuk betreffende het universiteitspersoneel mag aangenomen worden dat ongeveer 1/3 echt getroffen is geweest.

Behalve het zuiveringsproces bij het onderwijzend personeel wordt er ook een epuratiecommissie voor studenten opgericht. Na ongeveer 20 zittingen wordt besloten 12 studenten te straffen met een jaar uitstel. Een reis naar Duitsland tijdens de bezetting of lidmaatschap van een nieuwe orde-beweging ligt aan de basis. Door onder meer het lidmaatschap van het N.S.J.V. of het V.N.V. krijgen 5 studenten minstens een jaar uitstel waarop hun zaak opnieuw zal moeten bekeken worden. Een definitieve uitsluiting is eveneens 5 studenten beschoren. Hen wordt een leidende rol, meervoudig lidmaatschap en geweld aangewreven. Alles samen krijgen 111 studenten een straf opgelegd, variërend van een blaam tot een definitieve uitsluiting. Het staat vast dat de studenten minder hard aangepakt worden dan hun lesgevers. Zowel bij het onderwijzend personeel als bij de studentengroep komen lang na de zittingen van de commissies nieuwe en onverkwikkelijke zaken aan het licht. 


34. Portret van Frans Daels, 1957.

De professoren Daels en Speleers horen zich – en dit op gerechtelijk vlak – tot de zwaarste straffen veroordelen. Daels die zich een tijdlang in België verschuilt en tenslotte naar Zwitserland vlucht, wordt op 26 juni 1946 bij verstek ter dood veroordeeld door de Krijgsraad van Gent. Hij wordt eveneens vervallen verklaard van de Belgische nationaliteit en levenslang uit zijn rechten ontzet. De Gentse krijgsauditeur verzoekt in december 1947 om uitlevering maar er bestaat volgens de auditeur-generaal te Brussel …geen aanleiding een vraag tot uitlevering bij de Zwitserse regering in te dienen. Dit land geeft inderdaad aan de misdaad van verklikking aan de vijand een politiek karakter en weigert alle tussenkomst op dit gebied…  

In 1959 keert Daels naar België terug en wordt hij in de gevangenis van Sint-Gillis opgesloten. Dat zijn detentie slechts enkele uren duurt heeft hij te danken aan Gaston Eyskens. Ingevolge art. 4 van de wet van 30 december 1953 betreffende het verval van nationaliteit, wordt Daels ontheven van dit verval van de Belgische nationaliteit en dit vanaf zijn aankomst te Melsbroek op 26 februari 1959. Bovendien heeft de Koning het genadeverzoek van Daels ingewilligd (bij besluit van 7 april 1959) waardoor de doodstraf omgezet wordt in 15 jaar gewone hechtenis. Op 21 april 1959 wordt Daels officieel in voorlopige vrijheid gesteld om gezondheidsredenen. Hij laat zich bij de Dienst Bevolking te Gent uitschrijven voor Bonheiden maar keert – ondanks het verbod dat als een van de voorwaarden tot zijn vrijlating is gestipuleerd – naar Gent terug.

De doodstraf krijgt Speleers niet, wel hoort hij zich in december 1947 tot 20 jaar buitengewone hechtenis veroordelen. Op 29 april 1951 overlijdt hij te Aalst. Na de bevrijding wordt Roger Soenen beschuldigd van wapendracht tegen België en voor zijn betrokkenheid als arts bij het Vlaams Legioen tussen 6 augustus en 25 augustus 1941. Op 14 mei 1947 wordt hij veroordeeld tot 10 jaar gewone hechtenis. Op 19 oktober 1949 komt hij voorwaardelijk vrij. Adriaan Martens wordt tot 10 jaar gevangenisstraf veroordeeld. Voor Arthur D'Hertog komt het verdict op een veroordeling van 15 jaar buitengewone hechtenis. Albert De Clercq blijft ongeveer anderhalf jaar geïnterneerd. De gevangenisstraf van 4 jaar, in eerste aanleg tegen Leopold Vanhouteghem uitgesproken, wordt later verdubbeld. Hij overlijdt in november 1949.

Lees verder: 5. Besluit
Keer terug: 4.2. De liquidatie van de Orde der Geneesheren

 

Deel deze pagina: