Van der Linden, Odilon (1861-1949)

Odilon Van der Linden is onlosmakelijk verbonden met Gentbrugge en de aldaar gelegen Sint-Jozefkliniek. Hij wijdt er quasi zijn ganse professionele leven aan en zelfs zijn kinderen groeien er op. Zoon Paul volgt zijn vader later op als hoofdgeneesheer. Het is dan ook niet verwonderlijk dat na zijn overlijden een straat in de onmiddellijke omgeving van de kliniek naar hem wordt vernoemd. Maar hij wordt ook herinnerd als een man die naast belangrijke wetenschappelijke bijdragen, vooral een uitmuntend practicus is, die in zijn zesentwintigjarige carrière als hoogleraar heelkundige geneeskunde, honderden toekomstige chirurgen een gedegen opleiding geeft.

Landbouwersgezin

Odilon Van der Linden wordt geboren in 1861 in Maarke-Kerkem, een klein dorpje in de Vlaamse Ardennen. Zijn ouders zijn boeren. Na hem volgen nog twee broers en een zus. Als Odilon vijf is, verhuist het gezin naar Wontergem bij Deinze. Hij doet zijn middelbare studies in het katholieke Klein Seminarie van Roeselare, één van de oudste en meest gerenommeerde scholen van Vlaanderen. Hoewel het onderwijs toen uitsluitend Franstalig was, ontstaat er in de school een symbiose tussen de Vlaamse Beweging en het katholicisme. Op dertienjarige leeftijd is Odilon Van der Linden in het Klein Seminarie getuige van de ‘Groote Stooringe’, een studentenprotest tegen de suprematie van het Frans in het onderwijs. De actie heeft tot gevolg dat er vrij repressief wordt opgetreden tegen al te Vlaamsgezinde leerlingen en leraars. Bij het einde van zijn middelbare studies is de rust op de school teruggekeerd. Odilon houdt zich afzijdig in de ganse taalkwestie. Hij heeft zich nooit in deze geëngageerd en spreekt doorgaans Frans, ook als hij later aan de universiteit doceert. Hij blijft tot aan zijn emeritaat in 1931, wanneer de universiteit reeds officieel vernederlands is, uitsluitend les geven in het Franstalige stelsel.

Familiedrama

In maart 1881 komt vader Van der Linden op mysterieuze wijze om het leven. Hij wordt dood teruggevonden in de Schelde aan de Gentse Ketelvest. De politie gaat uit van een ongeval en de zaak wordt gesloten. Moeder Marie Colette Sagaert staat er alleen voor. Odilon is 19, Marie 13; de andere zonen 15 en 17. Toch schrijft Odilon, die vast van plan is geneeskunde te studeren, zich in aan de Leuvense universiteit voor de kandidatuur in de wetenschappen, die hij behaalt in 1882. In de lente van 1882 is de familie verkast naar Gent waar ze kort op de Brugsesteenweg woont, om in oktober naar de Visserij  nr. 10 te verhuizen. Odillon start zijn studies geneeskunde aan de Gentse universiteit en zijn broer Achille vat de rechtenstudies aan. Hij zal later voorzitter van het Gentse Hof van Beroep worden. Ook de jongste broer Arsène studeert rechten en wordt notaris in Zelzate. In augustus 1886 behaalt Odilon het dipoma van doctor in de genees-, heel- en verloskunde en kan onmiddellijk als arts aan de slag in de Gentbrugse Sint-Jozefkliniek.

Sint-Jozef

De cholera epidemieën in 1849 en 1865/1866 maken in Gent en randgemeenten bijzonder veel slachtoffers, ook in het toen nog vrij landelijke Gentbrugge. Dit zet het gemeentebestuur ertoe aan een overeenkomst met de stad Gent te sluiten, waardoor ook hun zieke inwoners gehospitaliseerd kunnen worden in de stedelijke instellingen, waarvan het ziekenhuis De Bijloke de belangrijkste is. Dit initiatief heeft weinig succes bij de Gentbruggenaren en pastoor Bouckaert neemt het voortouw in de verwezenlijking van een eigen instelling, waar zieken en bejaarden opgenomen en behandeld kunnen worden. Kasteelheer Philippe Van de Velde stapt mee in de boot en stelt grond en kapitaal ter beschikking voor de bouw van een hospitaal, dokterswoning en kapel, met daaraan een grote tuin. De pastoor vraagt aan de Zusters van de H. Vincentius à Paulo te Waarschoot of zij kunnen instaan voor de verpleging en verzorging. De congregatie zendt vier zusters naar Gentbrugge. Op 10 oktober 1881 volgde de officiële opening van het Gesticht Sint-Jozef/Institut Saint Joseph. De zusters worden bijgestaan door twee plaatselijke geneesheren. Het hospice blijkt een schot in de roos en reeds in 1882 wordt een vleugel bijgebouwd. Ook het doktorenkorps breidt uit met nieuwe jonge krachten zoals dr. De Buck en dr. De Baets. De pas gepromoveerde Odilon Van der Linden sluit zich in 1886 bij het korps aan. Hij heeft ambitieuze plannen. Onder zijn impuls groeit Sint-Jozef uit van een hospice tot een echt genees- en heelkundig ziekenhuis. Ook fysiek breidt het ziekenhuis uit. In 1891 en 1896 worden nieuwe ziekenzalen en operatiezalen geopend. Alle nodige voorzieningen, zoals waterleidingen, baden, douches, stoomverwarming en elektrische verlichting worden aangelegd. Ook op wetenschappelijk vlak beschikt men over de modernste apparatuur met een klinisch laboratorium, medico-elektrische toestellen en röntgenapparatuur. De groei van het ziekenhuis hangt samen met de groei van de bevolking die toeneemt van 2217 in 1866 tot 10.857 in 1900. In 1867 verhuist de 'Puntfabriek' (de draadtrekkerij Tréfil-Arbed) van Gent centrum naar de Kerkstraat in Gentbrugge. Zij is de grootste werkgever in de gemeente. Gentbrugge wordt in de jaren '80 van de 19de eeuw ook een knooppunt van de Belgische Spoorwegen met een centrale werkplaats (het Arsenaal) en een vormingsstation. Sint-Jozef fusioneert in 1998 met AZ Maria-Middelares in Sint-Denijs-Westrem. De laatste patiënten verhuizen in 2015, waarmee een punt wordt gezet achter ruim 133 jaar ziekenzorg in Gentbrugge.

Theorie en praktijk

Wanneer Van der Linden met zijn collega's midden 1888 in vrij primitieve omstandigheden de eerste operatie in Sint-Jozef uitvoert, wordt hij in de pers en in pamfletten beschuldigd van gevaarlijke waaghalzerij. Maar de ingreep, die inderdaad overmoedig en riskant mag worden genoemd, is gelukt en Van der Linden is niet van plan om op te geven. Omdat de heelkunde in Gent echt nog in de kinderschoenen staat -de universitaire Kliniek voor Heelkunde is pas gesticht in 1882- gaat Van der Linden in 1889 naar Wenen om stage te lopen bij Billroth. De Duitse Theodor Billroth (1829-1894) is één van de voornaamste chirurgen in de negentiende eeuw en een pionier in de abdominale chirurgie. Bijna driekwart van de Belgische afgestudeerde artsen met interesse voor chirurgie, gaan zich aan het eind van de negentiende eeuw bij  hem of bij één van zijn leerlingen specialiseren. Billroth is de stichter van de Tweede Weense Heelkundige School, die bekend staat om haar grensverleggend wetenschappelijk onderzoek. Hij voert in 1881 als eerste een succesvolle gastrectomie uit, waarbij een deel van de maag verwijderd wordt. De technieken die hij toepast bij gastrectomie, zijn nog steeds bekend als Billroth-I en –II. Hetzelfde jaar 1889 loopt Van der Linden ook stage in Berlijn bij de Oostenrijkse chirurg Karl Gussenbauer (1842-1903), die enkele jaren assistent was bij Billroth. Gussenbauer legt zich toe op de pancreaschirurgie en is een groot voorstander van de aseptische chirurgie, wat Van der Linden later in België zal promoten.
Vervolgens reist Van der Linden in 1890 naar Parijs en wordt er assistent in dienst van Paul Jules Tillaux in het Hôpital St. Louis en in 1891 trekt hij naar Berlijn om experimenteel onderzoek te doen in het laboratorium van de Duitse fysioloog Emil Du Bois-Reymond (1818-1896).  Du Bois-Reymond is bekend voor de ontdekking van de elektrofysiologie, die de elektrische eigenschappen van cellen en weefsels in het menselijk lichaam bestudeert.

De universiteit

Naast zijn werkzaamheden als geneesheer in het Gesticht Sint-Jozef wordt Van der Linden in 1890 assistent aan de Universiteit Gent. Hij is gedurende zes jaar verbonden aan de interne polikliniek en dermatologische kliniek. De faam die hij inmiddels in het Gentse verwierf, heeft er ongetwijfeld toe bijgedragen dat hij in oktober 1905 aangesteld wordt als docent voor de cursus operatieve geneeskunde en macroscopische pathologische anatomische demonstraties. Hij volgt Victor Deneffe op als directeur van de dienst Heelkundige Geneeskunde. Deneffe is een uitstekend practicus gespecialiseerd in de oogheelkunde. Hij is tevens een groot verzamelaar en laat aan de Gentse universiteit een bijzonder rijke collectie antieke chirurgische instrumenten na. In 1908 promoveert Odilon Van der Linden tot buitengewoon hoogleraar. Hij is secretaris van de Faculteit Geneeskunde van 1910 tot 1912. In 1913 wordt hij bevorderd tot gewoon hoogleraar. Oud-student Emile Derom noemt hem een zacht en innemend man die zijn allerbest deed om op een eenvoudige en tevens nederige wijze zijn studenten de zo dorre techniek der operatieve geneeskunde aan te leren. Oud-student Leon Elaut voegt eraan toe dat Van der Linden weinig bezielend lesgeeft, maar een uitstekend chirurgisch technicus is.

Wetenschappelijke arbeid

Odilon Van der Linden publiceert tal van wetenschappelijke artikels over zeer gevarieerde onderwerpen. Zo schrijft hij over huid- en geslachtsziekten, gynaecologie en fysiopathologie en uiteraard over chirurgie in de verschillende deeldisciplines. Zijn standaardwerk gaat over de fysio-pathologie en de techniek van de chirurgie van de schildklier. Maar misschien is zijn belangrijkste wetenschappelijk verdienste zijn onderzoek in de anti- en asepsis. Het is de Brit Joseph Lister (1827-1912) die voor het eerst in 1865 het verband legt tussen hygiëne, infecties en bacteriën. Hij wordt beschouwd als de vader van de antisepsis, Bij antisepsis wordt getracht bacteriën die infecties veroorzaken zoveel mogelijk te vernietigen, waarbij helaas ook soms weefsel bij de patiënt wordt aangetast. Lister voert desinfecteringsmaatregelen in. Operatie- en ziekenzalen, medische instrumenten en verbanden dienen smetteloos te zijn. Het aantal infecties daalt opmerkelijk. De antiseptische chirurgie vindt heel wat weerklank in de rest van de Westerse wereld. De antisepsis wordt rond 1886 gevolgd  en versterkt door de methode van de asepsis waarbij men tracht micro-organismen volledig buiten te sluiten uit de operatiekamer. Antisepsis vernietigt bacteriën, asepsis voorkomt bacteriën. De twee belangrijkste pioniers zijn Bergmann en Halsted. De Duitser Ernst von Bergmann (1836-1907) stereliseert als eerste verbanden met stoom. De Amerikaan W.S. Halsted (1852-1922) is de uitvinder van de rubberen operatiehandschoenen. Odilon Van der Linden is een fervent voorstander en één van de eerste promotors van de aseptische chirurgie in België. Samen met collega De Buck past hij de verschillende sterilisatietechnieken toe in het Sint-Jozefziekenhuis te Gentbrugge. Zij leveren ook een belangrijke bijdrage in het onderzoek naar de antiseptische werking van formaline. Zo wordt de theorie onmiddellijk in de praktijk omgezet. Ook zijn studenten brengt hij de antiseptische en aseptische technieken bij. Van der Linden specialiseert zich min of meer in de abdominale chirurgie met een voorkeur voor maagchirurgie.

Gesetteld

In Gent leert Odilon Van der Linden zijn toekomstige echtgenote Marguérite Van Bambeke kennen. Haar thuis is de brouwerij, jeneverstokerij en azijnleggerij 'Van Bambeke' die gevestigd is op de Coupure rechts t.h.v. de huidige Akkerstraat. Ze huwen in 1901. Odilon is dan veertig. Een jaar later wordt Harold geboren in 1904 gevolgd door Eugène. Wanneer in augustus dr. De Buck Sint-Jozef verlaat, komt de dokterswoning op de campus vrij. Van der Linden betrekt samen met zijn gezin het huis in 1906. Twee jaar later wordt hun derde zoon Paul geboren. Hij zal net zoals zijn oudere broer Harold geneeskunde studeren, maar ook hoogleraar aan de Gentse universiteit worden en dezelfde dienst leiden als zijn vader. Na Paul volgen er nog een zus en twee broers. Voor de zes kinderen is het Sint-Jozefziekenhuis de ideale plek om op te groeien. Ze studeren allemaal aan de universiteit. In 1931 gaat Odilon op emeritaat maar blijft voor het ziekenhuis werken. Eerst Harold en en vanaf 1932 Paul, worden arts in het Sint-Jozefziekenhuis. Harold specialiseert zich in arbeidsongevallen en Paul in de heelkunde. Hij wordt later ook hoofdgeneesheer van het Gesticht. In 1937 worden in Sint-Jozefziekenhuis niet enkel nieuwe ziekenzalen voor mannen en vrouwen en moderne operatiekwartieren ingewijd, maar wordt ook Odilon Van der Linden gehuldigd voor zijn jarenlange inzet voor het ziekenhuis. Drie jaar later gaat hij op bijna tachtigjarige leeftijd met pensioen als dokter. Met zijn innemende persoonlijkheid en zijn zeer grote vakkennis is hij bijzonder geliefd. Odilon is daarnaast sociaal geëngageerd. Hij houdt kosteloze consultaties voor de minderbedeelden en trekt tweemaal per week naar de armste Gentse wijken om er zieken te verzorgen. Van der Linden tekent ook een overeenkomst met de zusters dat de bejaarden van de Commissie voor Openbare Onderstand (COO) van Gentbrugge en de zusters van de congregatie gratis onderzoek en behandeling krijgen.

 

Frank Cotman
Vakgroep Geschiedenis UGent
7 juni 2019

Hoe verwijs je naar dit artikel?
Cotman, Frank. “Van der Linden, Odilon (1861-1949).” UGentMemorie. Laatst gewijzigd 26.06.2019. https://www.ugentmemorie.be/personen/van-der-linden-odilon-1861-1949

 

BIBLIOGRAFIE

Bijzonder veel dank aan Ben Timmerman wiens 'Biografie Professor Odilon Van der Linden (1861-1949)' i.h.k.v. een oefening historische praktijk 2, academiejaar 2014-2015, als basis diende voor dit artikel.

Adriaen (M.). “De geschiedenis van het AZ Maria Middelares – Sint-Jozef.” In: Van A tot Z, 8 (1999), pp. 10-19 (extra bijlage).
Bestor.“Société royale belge de chirurgie.” In: <http://wiki.arts.kuleuven.be/wiki/index.php/Soci%C3%A9t%C3%A9_royale_bel..., geraadpleegd op 21/03/2015.
Broos (P.). Over geneeskundigen en geneeskunst. Leuven, Davidsfonds, 2011.
De Bleecker (M.) en Patoor (W.). Gentbrugge: 8 eeuwen geschiedenis. Gentbrugge, De Bleecker, 1993.
De Schryver (J.). Auguste Havenith, Josse De Lehaye en anderen... Gent, De Schryver, 2013.
De Zutter (C.). “Arbre Van der Linden.” In: <http://www.dezutter.org/charles/Arbre%20van%20der%20Linden.pdf>, geraadpleegd op 23/06/2019.
De Zutter (C.). “Cyriaque.” In: <http://www.dezutter.org/charles/Cyriaque.pdf>, geraadpleegd op 21/03/2015.
Derom (E.). “Odilon Van der Linden (1891-1949).” In: Rijksuniversiteit te Gent. Liber Memorialis. 1913-1960: 2. Faculteit der geneeskunde, Gent, Rectoraat RUG, 1960, pp. 66-69.
Elaut (L.). Mijn memoires : van Keiberg tot Blandijnberg. Beveren, Orion, 1981, p. 227.
Geschiedenis AZ Maria Middelares. Een terugblik. Gent, AZ Maria Middelares, 2013.
Gunst (P.). “Deneffe, Victor (1835-1908).” In: <http://www.ugentmemorie.be/personen/deneffe-victor-1835-1908>, geraadpleegd op 24/06/2019.
Lewis (P.) en Margotto (R.). Ontwikkeling van de Geneeskunde. Antwerpen, Schuyt & Co Uitgevers en Importeurs BV, 1996.
Mco. “Maria Middelares verhuist vandaag 200-tal patiënten.” In: De Gentenaar, 10/04/2015, p. 19.
Simon-Vandermeersch (A. M.), Langendries (E.) e.a. 175 jaar Universiteit Gent 1817-1992 : een verhaal in beeld. Gent, RUG, 1992.
Sondervorst (F.-A.). Geschiedenis van de Geneeskunde in België. Brussel, Elsevier, 1981.
Strobbe (J.). 200 jaar dichters, denkers en durvers : het Klein Seminarie van Roeselare, biografie van een college. Tielt, Lannoo, 2007.
“Bij de solemneelde inwijding van de nieuwe heelkundige Instellingen van het St-Jozefgesticht te Gendbrugge en de plechtige viering van Professor Dr O. Van der Linden, Eere-heelmeester.” In: De Weergalm, Ledeberg-Gentbrugge, 26/09/1937, jaargang 17, nr. 20.

BRONNEN

Volgende archieven werden geconsulteerd en gebruikt:

Gent, Archief Universiteit Gent
Waarschoot, Archief Zusters van de H. Vincentius à Paulo
Rixensart, Privé-archief Mevrouw Kathelyne De Zutter
Waregem, Privé-archief Meneer Charles De Zutter

 

Deel deze pagina: