Gillis, Jan (1893-1978)
Als Gents rector overwon chemicus Jan Gillis, rector tussen 1953 en 1957, veel hinderpalen voor de ontplooiing van de universiteit en vooral voor de verdere uitbouw van het Academisch Ziekenhuis. Als onderzoeker bezorgde Gillis het Gentse Laboratorium voor Analytische Scheikunde naam en faam. Als Vlaamsgezinde was hij ook voor de vernederlandsing van het wetenschappelijk bedrijf in Vlaanderen van betekenis. Maar het is de fascinatie voor het wetenschapshistorisch onderzoek dat als een rode draad door het leven van Jan Gillis liep, zelfs nadat hij in 1961 op emeritaat ging.
Modernisering analytische chemie
In 1913 start Jan Gillis de toen vrij zeldzame studies in de chemie, onder de bezielende leiding van professor Frédéric Swarts. Tijdens WO I is hij assistent bij Andreas Smits, hoogleraar anorganische en fysische chemie aan de Gemeentelijke Universiteit te Amsterdam. Hij behaalt in 1918 voor de Speciale Belgische Centrale Examencommissie in het Franse Le Havre de titel van doctor in de scheikunde. Te Gent wordt hij werkleider. Eerst bij Swarts, daarna bij bioloog Camille de Bruyne. In 1922 behaalt hij ook nog het diploma van doctor in de plantkunde aan de universiteit van Amsterdam. In 1923, na de invoering van de wet Nolf die de voorheen Franstalige Gentse universiteit gedeeltelijk vernederlandste, wordt Gillis belast met het onderwijs in het Nederlands en in het Frans in de analytische chemie. In de tweede helft van de jaren dertig zal Gillis decaan zijn van de faculteit Wetenschappen, vooraleer hij in 1953 rector wordt.
Zijn meer dan 180 publicaties getuigen van zijn drang om de analytische scheikunde te Gent uit te bouwen met moderne technieken. Twee jaar na de ontdekking van de polarograaf in 1922 door Jaroslav Heyrovsky (Nobelprijswinnaar in 1959) introduceert Gillis deze techniek in zijn laboratorium. In 1929 publiceert hij het eerste onderzoek in België dat gebruik maakt van deze elektrochemische methode. Vanaf de tweede helft van de jaren 1930 trekt een nieuwe reeks methoden zijn aandacht. Samen met zijn medewerkers voert hij kwantitatieve bepalingen uit op sporen metalen door middel van de vlam, de boog en de vonk. Hierop volgt uitgebreid onderzoek naar de synthese en de gevoeligheid van organische reagentia met sporen metalen in de microchemie. Gillis ontvangt voor dit onderzoek in 1945 de Lavoisier medaille van de Société Chimique de France en in 1946 de prijs Agathon Potter van de Académie royale de Belgique. Ten slotte geeft hij in het begin van de jaren 1950 een impuls aan een nieuwe richting in de analytische chemie: het gebruik van radio-isotopen in het algemeen en de activeringsanalyse in het bijzonder.
Door het wetenschappelijk onderzoek van Gillis en zijn medewerkers verwerft het laboratorium voor analytische chemie van de Universiteit Gent grote bekendheid in het binnen- en buitenland. Zes van zijn medewerkers worden professor aan de universiteit Gent: Romain Ruyssen, Bartholomé Cuvelier, Zoël Eeckhaut, Julien Hoste, Albert Claeys en Jacques Pijck. In 1938 wordt Gillis lid en in 1949 voorzitter van de Commissie voor Analytische Reagentia van de International Union of Pure and Applied Chemistry (IUPAC). In 1949 is hij tevens medeoprichter van het toonaangevende wetenschappelijke tijdschrift Analytica Chimica Acta. In 1957 lauwert de universiteit van Genève Gillis met een eredoctoraat.
Vlaamsgezindheid en wetenschapsbeoefening
Jan Gillis groeide dan wel op in een Franstalig bourgeoismilieu, hij zal wel initiatief tonen bij de vernederlandsing van de wetenschappen in Vlaanderen onmiddellijk na WO I. Hij is bijvoorbeeld regelmatig spreker op de Vlaamse Wetenschappelijke Congressen en op de Vakantieleergangen voor Wetenschappen te Gent. Vanaf 1921 is hij lid van Dodonaea (in 1883 opgericht door Julius Mac Leod). In 1928 is hij ook stichtend lid en in 1953-1956 voorzitter van de Raad van Beheer van de Vlaamse Wetenschappelijke Stichting. Hij wordt ook een van de eerste leden van de in 1938 opgerichte Koninklijke Vlaamse Academie. En in 1939 is hij medestichter en eerste voorzitter van de Vlaamse Chemische Vereniging (VCV).
Het is veelbetekenend dat tijdens Gillis’ rectorschap de 25-jarige vernederlandsing van Gentse universiteit met veel luister wordt gevierd. Koning Boudewijn, Camille Huysmans en Frans Van Cauwelaert krijgen in 1956 hun eredoctoraat uit zijn handen.
Passie voor wetenschapsgeschiedenis
Jan Gillis speelt dus een belangrijke rol in de vervlaamsing van het wetenschappelijke leven, maar hij toont ook een gelijkaardig engagement voor het bedrijven van wetenschapsgeschiedenis. Tijdens zijn mandaat als rector geeft Gillis bijvoorbeeld als enig vak nog de methodenleer in de scheikunde voor de leerkrachten in het hoger secundair onderwijs (HSO) - een vak dat ondergetekende zelf nog volgde in het academiejaar 1958-1959. Hij wil met het vak zijn studenten inzicht in de geschiedenis van de scheikunde bijbrengen. Gillis is er namelijk van overtuigd dat toekomstige leerkrachten door middel van de geschiedenis van het vak de leerlingen kunnen boeien voor scheikunde. Het is dankzij zijn stimulerende lessen dat ik zelf ook gefascineerd raakte door de geschiedenis van de scheikunde en van de farmacie in België tijdens de 19e en 20ste eeuw.
Gillis is duidelijk heel erg geboeid door de geschiedenis en de filosofie van de wetenschappen. Dit is niet enkel in zijn lespraktijk te zien, maar ook andere engagementen illustreren dit. Zo wordt hij voorzitter van de Bestendige Commissie voor de Geschiedenis van de Wetenschappen, alsook lid van het Nationaal Comité voor de logica, geschiedenis en filosofie van de Wetenschappen. Hij is ook medestichter van de Kring voor de geschiedenis van de Pharmacie in Benelux in 1950 en in 1960 stichtend lid van het Zuid-Nederlands Genootschap voor de geschiedenis van de Geneeskunde, Wiskunde en Natuurwetenschappen (Zuid-Gewina). Ten slotte is hij de eerste voorzitter van het Nationaal Centrum voor de Geschiedenis van de Wetenschappen, opgericht in 1958.
In 1961 gaat Gillis met vervroegd emeritaat. Hij gaat echter niet op rust, maar blijft zeer actief zijn passie voor wetenschapsgeschiedenis botvieren. Zelf doet Gillis baanbrekend onderzoek naar drie belangrijke personen die een band hadden met de Universiteit Gent. Over August Kekulé publiceert hij het meest. Alle details in verband met zijn benoeming en werk aan de Universiteit Gent - inbegrepen zijn ontdekking van de benzeenstructuurformule - zijn gepubliceerd. Hiervoor ontvangt Gillis in 1965 de Gmelin-Beilstein gedenkpenning van het Gesellschaft Deutscher Chemiker. Ook doet hij onderzoek naar Leo Baekeland, die het schopte van volksjongen tot grootindustrieel in de Verenigde Staten. Ten slotte had Gillis een enorme bewondering voor George Sarton, die thans de pionier genoemd wordt van de institutionalisering van de geschiedenis van de wetenschappen in de Verenigde Staten.
Dankzij Gillis’ mecenaat werd zelfs een Jan Gillis-Fonds gesticht met een tweejaarlijkse prijs om belangrijk oorspronkelijk werk te bekronen over de geschiedenis van één of meer wetenschappen.
Hendrik Deelstra
Universiteit Antwerpen
22 juli 2016
Hoe verwijs je naar dit artikel?
Deelstra, Hendrik. “Gillis, Jan (1893-1978).” UGentMemorie. Laatst gewijzigd op 22.07.2016. http://ugentmemorie.be/personen/gillis-jan-1893-1978
Bibliografie
De Ley, Jozef. “In Memoriam.” Jaarboek Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten: 377-381. Brussel: KVAB, 1978.
Luykx, Theo, ed. Rijksuniversiteit te Gent. Liber Memorialis 1913-1960. Gent: RUG Rectoraat, 1960.
Oesper, Ralph Edward en Jan Baptiste Gillis. Chem. Educ. (1953): 632-633.
Ruyssen, R. “In Memoriam.” VCV Nieuws (13 oktober 1978): 3.
Simons, W. J. “Jan Gillis.” In Nationaal Biografisch Woordenboek:293-304. Brussel: Paleis der Academiën, 1981.
Vandewiele, L. J. "In Memoriam." Wetenschappelijke Tijdingen 38 (1979): 17-21.