De Leenheer, André (1941-2022)

‘Een mooier afscheidscadeau kan ik me niet inbeelden’. Dat verklaart André De Leenheer aan de krant De Morgen kort na de laatste Raad van Bestuur van 16 september 2005 die hij als rector voorzit. Dat afscheidscadeau is de formele goedkeuring van een lening van 27 miljoen euro voor de renovatie van de Boekentoren. De gedrevenheid en de passie waarmee hij zich achter dit project schaart, loopt als een rode draad door zijn leven: passie voor de wetenschap, passie in de strijd tegen pseudowetenschap, passie voor het onderwijs in het algemeen en zijn alma mater in het bijzonder en passie voor piano. Zijn wapenspreuk wanneer hij door Albert II in 2008 de adelijke titel van baron wordt toegekend is: ‘Vincit qui se vincit’: wie boven zichzelf uitstijgt is in staat betekenisvol te zijn voor de anderen.

De roots

André De Leenheer komt ter wereld in het landelijke Zele bij het begin van de Tweede Wereldoorlog en brengt er zijn jeugd door. Vader Herman De Leenheer is 47 bij zijn geboorte, moeder Maria De Brauwer meer dan 10 jaar jonger. Er is ook nog een 14 jaar oudere en nauwelijks aanwezige zus Denise. Gedurende André’s eerste levensjaren verblijft ze in een pensionaat, gaat nadien naar de universiteit gaat en huwt. Voor hem lijkt het alsof hij als enig kind opgroeit met een vader die oud-strijder en oorlogsinvalide is. De Grote Oorlog die hij als jonge twintiger doorbracht aan het IJzerfront heeft diepe sporen nagelaten. Voor de kost boort hij waterputten en werkt hij als loodgieter. Moeder runt het huishouden. André wordt streng opgevoed en er is een grote prestatiedruk. Zijn ouders hebben torenhoge verwachtingen. Goed studeren om later met een goed betaalde job voor hen te kunnen zorgen, is primordiaal. Zijn opvoeding noodzaakt hem vroeg tot zelfstandigheid en tot verantwoordelijkheid: “Vroegrijp en vrij geïsoleerd” zoal hij zelf zegt, maar dat levert hem ook vastberadenheid en doorzettingsvermogen en het besef dat zijn verstand een gave is die zijn leven zal bepalen. 
Van het vierde leerjaar gaat hij onmiddellijk naar het zesde en pendelt reeds als elfjarige naar de lagere middelbare school in Lokeren. Het hoger middelbaar volgt hij in Dendermonde. Hij is zeventien als hij met een diploma van de Grieks-Latijnse humaniora start aan de Gentse universiteit in de kandidaturen biologie. Om praktische redenen logeert hij het eerste jaar bij kennissen van zijn ouders, waar hij een kamer krijgt. Het jaar nadien verhuizen zijn ouders zelf naar Gent, wat financieel beter uitkomt. Vader is inmiddels gepensioneerd. 
André De Leenheer zal veertig jaar later in een interview getuigen, dat hij het vertrek uit Zele als een ontworteling heeft ervaren en zich nu pas enigszins kan identificeren met Gent. Jarenlang bezoekt hij op regelmatige tijdstippen zijn geboortedorp, misschien op zoek naar de verloren jeugd, zoals hij hem die graag gedroomd had. Zijn hem zo kenmerkende streekaccent blijft hij zijn ganse leven behouden.
In 1963 studeert André De Leenheer af als apotheker en in augustus van dat jaar kan hij starten als assistent, eerst in het labo voor farmaceutische scheikunde, later in het laboratorium voor toxicologische scheikunde. Hij werkt er tot 1971, inmiddels bevorderd tot eerstaanwezend assistent. 

Een hectische periode

Professioneel en privé is het een bijzonder hectische periode. In 1968 legt De Leenheer niet enkel zijn doctoraat af in de Farmaceutische Wetenschappen maar huwt eind dat jaar met de drie jaar jongere Magy Van Decraen, afkomstig uit Lommel. Hij leert haar kennen in het toenmalige Farmaceutisch Instituut waar ze eveneens in ‘68 als apothekeres afstudeert. Ze is de dochter van een schrijnwerker en net als haar man is ze pioniersstudente, hoewel André’s oudere zus Denise ook reeds aan de universiteit had mogen studeren. Het jonge stel gaat in de Gentse Opvoedingsstraat wonen, maar verhuist al snel naar de Verenigde Staten waar De Leenheer wordt aangesteld als postdoctoraal onderzoeker aan The University of Michigan in Ann Arbor. Wanneer ze na een jaar terugkeren naar België, behaalt André De Leenheer het aggregaat voor het Hoger Onderwijs en wordt kort nadien, in oktober 1971 benoemd tot docent en tot directeur-diensthoofd van de nieuw opgerichte Laboratoria voor medische biochemie, voor ontleding van geneesmiddelen en voor fysische farmacie. Indien hij niet de kans had gekregen om op dertigjarige leeftijd in Gent professor te worden, waren hij en zijn echtgenote bijzonder graag in de V.S. gebleven. Maar ze settelen zich opnieuw in Gent op de Oudenaardsesteenweg. Er is een kinderwens en er zijn bouwplannen. In april 1973 wordt een eerste kind geboren en bouwen ze de gezinswoning in de residentiële wijk Rijvisschepark in Zwijnaarde. Er volgen nog drie kinderen. Het is een warm nest met een strenge maar rechtvaardige vader en een zorgzame liefhebbende moeder. Op zondagochtend  gaat het gezin niet naar de kerk, maar zijn er de obligate uitstapjes naar Zele en de piano- en vioollessen bij de familie Pas-Cleyman in Waasmunster. ’s Namiddags wordt er thuis gemusiceerd. André De Leenheer is een enthousiast en begenadigd amateurpianist. Tijdens de familievakanties ontdekken ze samen de wereld. Helaas wordt die hechte clan zwaar getroffen wanneer de jongste dochter Marianne in de lente van 1991, kort voor haar vijftiende verjaardag, omkomt bij een verkeersongeval. In 2007 roept André De Leenheer een ‘wiskundeprijs’ in het leven die haar naam draagt en die hij ook financiert. Hij wacht hier bewust mee tot na zijn emeritaat om elke schijn van belangenvermenging te vermijden.

Naar een eigen faculteit

Het einde van de jaren zestig en de jaren zeventig is een periode van grote maatschappelijke veranderingen, waar ook de Gentse universiteit aan onderhevig is. Tussen 1968 en 1970 krijgt de Gentse universiteit vijf extra faculteiten. Het begint in 1968 met de Hogere School voor Handels- en Economische Wetenschappen die wordt omgevormd tot de faculteit Economische Wetenschappen en het eindigt met de faculteit Farmaceutische Wetenschappen die in 1970 verzelfstandigt en dus niet langer ressorteert onder de Faculteit Geneeskunde. Die onafhankelijkheid gaat gepaard met een verwetenschappelijking, wat perspectieven biedt aan mensen als De Leenheer om een nieuwe wind te laten waaien.
Niet enkel structureel, maar ook fysiek zijn er grote veranderingen. Tot 1967 zitten de meeste laboratoria van de ‘artsenijbereidkunde’ gegroepeerd in de Sint-Jansvest 12, met uitzondering van onder meer  het toxicologisch labo van Aubin Heyndrickx, waar De Leenheer gedurende acht jaar assistent is. Dat is gehuisvest in het Instituut Rommelaere. De gebouwen in Sint-Jansvest worden ter beschikking gesteld van de ‘Koninklijke Bond van het Personeel’, die er begin 1969 een restaurant voor het universiteitspersoneel opent.
De Farmacie ijvert al langer voor een eigen moderne infrastructuur en in de jaren ’50 worden zelf plannen getekend en een maquette gemaakt door architect Pierre Albert Pauwels, die in 1972 de gebouwen van de PPW aan de Dunantlaan zal ontwerpen. In afwachting wordt in 1967 een ‘voorlopig’ onderkomen gevonden in Behandelingsblok III van het Academisch Ziekenhuis aan de De Pintelaan. Het is ook hier dat de pas benoemde De Leenheer zijn nieuwe Laboratoria voor medische biochemie en voor klinische analyse zal inrichten. In het voorjaar van 1973 wordt gestart met de bouw van een nieuw instituut op terreinen langs de Heymanslaan aan de overzijde van de ziekenhuiscampus. Door allerlei omstandigheden heeft de officiële inhuldiging pas plaats in 1982.

Een nieuwe wind

Wanneer André De Leenheer in 1971 uit de Verenigde Staten terugkeert brengt hij een valies vol ambitie en nieuwe inzichten mee. Hij is een piepjonge docent, in een verzelfstandigde faculteit, met een nieuwe opdracht en het vooruitzicht op een splinternieuwe infrastructuur. Aan de andere kant van de plas heeft hij kennis gemaakt met analytische spitstechnologie en leert er ook mee werken. Deze technologieën, in het bijzonder de massaspectrometrie, introduceert hij aan de UGent en hij werft actief doctorandi aan die zich voornamelijk met onderzoek bezig houden. Dit mondt uit in internationale publicaties, waarvan hij het belang hoog inschat en wat hij gedurende zijn gans zijn verdere academische carrière zal uitdragen. De succesvolle research in zijn laboratoria en de internationale congressen over massaspectrometrie zetten zijn diensten op de kaart. De Leenheer zelf is gebeten door de bioanalyse van vetoplosbare vitaminen, wat resulteert in een alom geprezen serie publicaties over dit veelzijdige onderwerp. 
Kort na zijn terugkomst uit de VS wordt De Leenheer ook directeur van het Laboratorium ‘Van Hauwaert’ in de kliniek Institut Moderne. Hij treedt er in de voetsporen van Marguerite Van Hauwaert, die hem op vele vlakken is voorgegaan. Samen met haar heeft hij in 1969 een boek gepubliceerd over Basismethoden in de klinische biologie. Van Hauwaert studeert in 1930 af aan de Gentse universiteit als apotheker en trekt in september 1930 met een reisbeurs van de Universitaire Stichting als regular fellow naar de Amerikaanse Columbia University. Ze verblijft drie jaar in de VS en keert in 1933 terug met een doctorstitel. Na nog een bijkomende specialisatie in de klinische biologie in Brussel start ze als assistent aan haar alma mater. In tegenstelling tot De Leenheer krijgt ze als vrouw geen kansen om een academische carrière uit te bouwen en geeft er in 1937 zelf de brui aan. Ze kan eerst aan de slag in het Burgerlijk Hospitaal De Bijloke, later in het Institut Moderne waar ze haar eigen laboratorium inricht.

De professor

André De Leenheer doceert vanaf 1971 medische biochemie aan de farmaciestudenten en klinische analyse in de specialisatierichting klinische biologie. Gedurende zijn loopbaan als lesgever en mentor van doctoraatsstudenten introduceert hij vaak recent gepubliceerd onderzoek in zijn colleges. De combinatie van de klassieke medische biochemie en de nieuwste internationale wetenschappelijke bevindingen, zorgt altijd voor een informatieve en geanimeerde lessen. Hij spoort zijn studenten aan om de laatste klinische en medische ontwikkelingen van nabij te volgen. In een tijd waarin internet connectiviteit nog niet beschikbaar was, hecht hij groot belang aan de educatieve rol van een sterke universitaire bibliotheek met moderne input. 
Veel oud-studenten zullen hem ongetwijfeld herinneren als een veeleisend docent, met een nadruk op het grondig begrijpen van essentiële biochemische mechanismen. Goede wetenschap vereist een solide basis. 
Maar De Leenheer is niet de “afstandelijke professor”. Hij staat altijd open voor respectvolle discussie en heeft aandacht voor de suggesties en opmerkingen van de studentenvertegenwoordiging in de faculteitsraad, die hij als decaan tussen 1984 en 1992 voorzit. Ook op de vele studentenactiviteiten is hij een graag geziene gast die met plezier een pintje meedrinkt. In studentenkringen krijgt hij dan ook de liefdevolle bijnaam ‘Patatje’.

Science first

Gedurende zijn acht jaar als decaan is De Leenheer erin geslaagd de faculteit voor Farmaceutische Wetenschappen te modelleren tot een modern onderzoekscentrum, met excellente wetenschappers, waar gedoctoreerd en gepubliceerd wordt. Hij trekt die ambitieuze lijn door als hij start als vice-rector in 1997 en het voorzitterschap van de onderzoeksraad op zich neemt. Samen met de nieuw aangestelde onderzoeksdirecteur, eerst Herwig Bruneel en later Ignace Lemahieu, heeft hij grote ambities voor de universiteit die hij goeddeels zal realiseren. In die periode verandert de financiering van de Vlaamse universiteiten. Na een betoelaging voornamelijk op basis van studentenaantallen, wordt gaandeweg groter belang gehecht aan de onderzoeksoutput. Dat komt grosso modo neer op het tellen van succesvol verdedigde doctoraten en publicaties van peer-reviewde artikelen in tijdschriften opgenomen in het Web of Science. De zogenaamde A1 artikelen worden de meest gegeerde, maar ook noodzakelijke publicaties in alle faculteiten, ook in die faculteiten die geassocieerd worden met een totaal andere publicatiecultuur.
De Leenheer is een groot pleitbezorger  voor de invoering van de zogenaamde BOF-ZAP mandaten, waarbij dankzij financiering door het Bijzonder Onderzoeksfonds (BOF), nieuwe of reeds benoemde professoren, zich hoofdzakelijk met onderzoek kunnen bezighouden. Dit wordt gerealiseerd vanaf 2000-2001 en loopt nog steeds door.
Als voorzitter van de onderzoeksraad speelt De Leenheer vaak een doorslaggevende rol, waarbij hij niet steeds de adviezen van de raad volgt. Zowel in project- en onderzoeksaanvragen als in benoemingsdossiers, primeert voor hem de kwaliteit van het wetenschappelijk onderzoek, waarbij hij hoge eisen stelt aan de beoordelingscriteria. Dit beleid heeft in grote mate de zeer aanzienlijke groei van A1-publicaties aangezwengeld.

Rector

 In 2000 overlijdt de echtgenote van André De Leenheer na een ongelijke strijd tegen longkanker, wat hem voor de tweede keer in zijn leven bijzonder hard treft. Zelf zegt hij dat hij geen kandidaat-rector zou geweest zijn, indien zij nog had geleefd. Maar het jaar nadien wordt De Leenheer verkozen tot rector en hij zet zijn beleid van uitmuntendheid en internationaliteit voort. De toen heersende bedrijfscultuur, waar anciënniteit en een ons-kent-ons vaak een rol spelen bij benoemingen en promoties, verandert radicaal onder zijn bestuur. Het dossier wordt doorslaggevend wat kansen biedt aan diegenen die vroeger geen, of pas later kansen kregen.
Als goede huisvader pakt hij de historische onderfinanciering van de UGent aan, waarvoor hij een procedure inleidt bij het Arbitragehof, die succesvol wordt beslecht. Vanaf 2006 wordt de Gentse universiteit heel wat beter betoelaagd. Daarnaast slaagt hij er ook in de doctoraatstoelage, gefinancierd door het Bijzonder Onderzoeksfonds (BOF) van een 600 euro op te laten trekken tot 10.000 euro per vruchtvol afgelegd doctoraat.
Gendergelijkheid ligt hem nauw aan het hart. Misschien geïnspireerd door het schrijnende verhaal van Marguerite Van Hauwaert maakt hij werk van een gelijkekansenbeleid voor vrouwen en mannen. Zijn credo ‘meten is weten’ volgend, stelt hij een medewerker aan voor twee jaar, met de opdracht binnen het UGender-project geleid door Marysa Demoor, statistische gegevens te verzamelen over de man-vrouw verhoudingen. Dit gebeurt zowel voor de studentenpopulatie als voor de medewerkerspopulatie. Tegelijk wordt bij deze laatste groep ook een enquête uitgevoerd. De kwantitatieve en kwalitatieve data die hieruit resulteren, worden in alle faculteiten voorgelegd en laten de universiteit toe om eindelijk een gefundeerd en gedragen nieuw beleid rond gender te voeren.
André De Leenheer heeft een uitgesproken respect voor de geesteswetenschappen, hoewel hij er als exact wetenschapper bij tijd en wijle kritische kanttekeningen bij maakt. Zo geeft  hij financiële steun voor het onderzoek Woordenboek van de Vlaamse Dialecten en aan de vakgroep architectuur voor het verwerven van belangrijke (boeken)verzamelingen. Nochtans kan hij met de nieuwe onderzoeksdynamiek die hij de universiteit binnenbrengt en de A1-metriek als maatstaf, op weinig steun rekenen van de alfafaculteiten, die zich terecht benadeeld voelen. De onderzoeks- en publicatiecultuur tussen de exacte wetenschappen en de humane en sociale wetenschappen verschillen immers structureel.
Tijdens zijn vierjarig mandaat slaagt André De Leenheer erin een nieuwe bedrijfscultuur de universiteit binnen te loodsen, waarbij gelijke kansen en hoogstaand wetenschappelijk onderzoek speerpunten zijn, dit alles ondersteund door een behoorlijke financiering.  Het lukt hem de Gentse universiteit op de internationale kaart te zetten en de stijgende trend in studentenaantallen door te zetten. 
Als hommage wordt in 2006 de tweejaarlijkse prijs ‘Andreas De Leenheer’ in het leven geroepen voor jonge toponderzoekers, bekostigd door de International Club of Flanders. 
Na zijn mandaat als rector zit De Leenheer weer op de studentenbanken en volgt wiskunde en fysica. 

Pseudowetenschap

Omdat rector De Leenheer scherp uithaalt naar het geloof in pseudowetenschappen bij de start van het academiejaar 2003-2004, kent SKEPP hem in 2004 een prijs toe: De Zesde Vijs, waarmee hij bijzonder opgezet is. De grote ziekenfondsen, die homeopathie voor een deel terugbetalen, krijgen ,,De Skeptische Put''. 
SKEPP (Studiekring voor Kritische Evaluatie van Pseudowetenschap en het Paranormale)  onderzoekt, vrij van religieuze of politieke opvattingen beweringen en verschijnselen die volgens de huidige stand van de wetenschap bijzonder onwaarschijnlijk of onmogelijk zijn. Etienne Vermeersch is in 1990 één van de stichtende leden.
De Leenheer neemt homeopathie op de korrel omdat er geen enkel aantoonbaar en wetenschappelijk onderbouwd bewijs is dat het werkt en heeft dan ook de grootste twijfels bij het feit dat een aantal ziekenfondsen homeopathie terugbetaalt. 
Reeds in 1989 komt toenmalig decaan André De Leenheer in het nieuws met scherpe kritiek op de rapporten van collega Aubin Heyndrickx m.b.t. het gebruik van gifgas door het regime van Sadam Hoessein. Hij noemt ze waardeloos, niet gefundeerd. Dit tekent André De Leenheer voluit: compromisloos verdediger van de wetenschap, zonder blad voor de mond.

Afscheidscadeau

In 2002 koopt de Antwerpse bouwpromotor André Singer de originele plannen van de Boekentoren van Henry van de Velde. Een jaar later bezoekt Singer het gebouw en verrast door zowel de kwaliteit als de slechte staat, besluit hij de universiteit te overtuigen om de toren te restaureren. Na een korte aarzeling stapte André De Leenheer meer dan enthousiast mee in het verhaal en slaagt hij er in om op zijn allerlaatste Raad van Bestuur als rector, de beslissing goedgekeurd te krijgen voor de miljoenenlening nodig voor de renovatie. Wat een droom leek, wordt door hem werkelijkheid. Hij blijft de werken nauwgezet volgen en is bijzonder lovend over het schitterend resultaat. Helaas zal hij de volledige afwerking niet meer mee maken, maar dit iconische cadeau aan de gemeenschap is misschien wel De Leenheers meest tastbare nalatenschap.

 

Frank Cotman
Vakgroep Geschiedenis UGent
2 november 2022

(Met dank aan Patrick De Leenheer, Marysa Demoor, Jan Van Bocxlaer, Sylvia Van Peteghem, Ingrid Verhamme en Michel Waroquier voor hun bijdragen)

 

Hoe verwijs je naar dit artikel?
Frank Cotman. “De Leenheer, André (1941-2022).” UGentMemorie. Laatst gewijzigd 5.12.2022. https://www.ugentmemorie.be/personen/de-leenheer-andr%C3%A9-1941-2022. 

 

Bibliografie

http://www.ugentmemorialis.be/catalog/000003910
De Morgen, 12 juli 2004, Annelies Loosveldt, ‘André De Leenheer: Overal en nergens thuis’.
De Morgen, 20 september 2005, ‘Hoognodige opknapbeurt voor Gentse Boekentoren’.
De Morgen, 15 oktober 2005, Betty Mellaerts, ‘Oud-rector Andreas De Leenheer’.
Gita Deneckere. Uit de ivoren toren. 200 jaar Universiteit Gent. Tijdsbeeld, Gent, 2017, pp 54-55, 328.
‘Het Farmaceutisch Instituut 1930-1970’ in André De Schaepdryver (red.). Fakulteit der geneeskunde. Rijksuniversiteit te Gent. Liber memorialis : 1930-1980. Gent: RUG, 1980, pp 349-365.
Het Nieuwsblad, 25 april 2007, Kirsten Schatteman, ‘Ik wil niet dat Marianne vergeten zou worden’.
Het Nieuwsblad, 4 juli 2008, ‘Gentse oud-rector herdenkt verongelukte dochter met prijs’.
‘De Artsenijbereidkunde’ in Gedenkboek van de Rijksuniversiteit te Gent na een kwarteeuw vervlaamsing (1930-31 – 1955-56), Rijksuniversiteit Gent, Gent, 1957, pp 331-336.
André Impens, Eliénne Langendries en Roger Vervaet. ‘Koninklijke Bond van het Personeel en andere ATP-verenigingen’ in Uit het verleden van de RUG, nr. 32, Gent, 1992, p 93.
Ruben Mantels. Torens van Boeken. Universiteitsbibliotheek Gent 1797-2020. Hannibal en Boekentoren, Gent, 2020., pp 318-319.
Schamper, 4 december 2006, Wim Van Lancker en Gert Boel, ‘De smerigste prof van de UGent’.
Schamper, 16 maart 2015, Koba Ryckewaert en Wouter De Rycke, ‘Van Rector tot student. Oud-rector Andreas De Leenheer vertelt’.
https://www.bestor.be/wiki_nl/index.php?title=Van_Hauwaert%2C_Marguerite...
Anne-Marie Van der Meersch, ‘Een universitaire loopbaan voor vrouwen aan de Universiteit Gent (1901-1965). Een glazen plafond?’ in Uit het verleden van de Unversiteit Gent, nr. 46, Gent, 2007, pp 50-51.

 

Herinneringen

Een vergadering voorgezeten door Andreas De Leenheer begon altijd met een informatieve speech. Wat door zijn eerder idiosyncratische zinsbouw en woordenschat verloren ging aan betekenis werd ruimschoots goedgemaakt door de krachtdadige en betrouwbare inhoud. Zo kon hij als geen andere de verschillende stadia beschrijven van de academische loopbaan. Vergaderingen onder De Leenheer waren niet gespeend van komische noten. Steevast zocht hij naar de oudste in de vergadering om diens mening te vragen, en steevast was de aangesproken collega verveeld met de revelatie van zijn leeftijd, wat dan weer op grote hilariteit kon rekenen. Over zijn eigen verdiensten was De Leenheer dan weer erg bescheiden. Typisch voor een groot en wijs man kon hij zijn positie en verwezenlijkingen relativeren.

Marysa Demoor (Professor Emerita Engelse literatuur, UGent)

Type persoon: 
Deel deze pagina: