Daels, Luc (1929-2021)
Luc Daels is het op één na jongste van acht kinderen in het gezin professor Frans Daels en Elvira de Ceuleneer. Na de oorlog ondervindt hij als kind van een collaborateur de gevolgen van de repressie. Hij studeert geografie aan de Gentse universiteit en bouwt er vanaf 1959 een academische carrière uit. Daarnaast is hij een getalenteerd vrijetijdsschilder en stelt tentoon in binnen- en buitenland. Luc Daels is bijzonder actief in de Gentse cultuurwereld en is begin de jaren ’60 samen met Walter De Buck de stichter van vzw Trefpunt dat enkele jaren later de Gentse Feesten nieuw leven inblaast.
Een Vlaamse jeugd
Luc Daels groeit op in een herenhuis aan de Gentse Sint-Pietersnieuwstraat als zevenste in de rij. Zijn oudste zus Francine en zijn oudste broer José zijn reeds vóór de Eerste Wereldoorlog geboren. Hij is de zoon van Joanna Vercauteren en Frans Daels, hoogleraar verbonden aan de Faculteit Geneeskunde van de Gentse universiteit. Frans Daels is een boegbeeld van de Frontbeweging tijdens WO I en verwerft na de oorlog een groot prestige bij Vlaamsgezinden als voorzitter van het IJzerbedevaartcomite. Maar hij is een vaak afwezige vader en de opvoeding van de kinderen en het bestieren van het huishouden laat hij over aan de moeder. In het grote huis heeft ze een eigen bureau waar de kinderen, doorgaans apart op audiëntie komen. Ongetwijfeld vormen de wijdverspreide boekjes Voor onze jongens en Mijn jongen, nu wordt ge man! van de hand van vader Daels een leidraad bij hun opvoeding, die gestoeld is op Vlaamsgezindheid en katholicisme. Zoals de andere broers loopt Luc school in het Sint-Barbaracollege. Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog is hij elf jaar. Bij het uitbreken van de oorlog in mei 1940 blijft vader Daels op post en sluit zich niet aan bij de 70 UGent-professoren die rector Goubau naar Frankrijk volgen. De Duitse bezetting biedt opportuniteiten voor het realiseren van de Vlaamse zaak en zelfs van een Groot-Nederland. Frans Daels treedt het eerste oorlogsjaar toe tot de Raad van Leiding van het V.N.V. en hoewel hij eind 1942 reeds ontslag neemt uit de Leiding en een jaar later ook zijn lidmaatschap bij het V.N.V. opzegt, blijft hij de rest van de oorlog één van de spilfiguren van de collaboratie aan de UGent. Voor de kinderen Daels gaat het leven quasi gewoon door. Luc Daels volgt de eerste jaren Latijn-Grieks aan het Sint-Barbaracollege in de Savaanstraat en is de laatste oorlogsjaren lid van de Dietsche Blauwvoetvendels, de jongensafdeling van de Nationaal-Socialistische Jeugd Vlaanderen.
Kind van de repressie
Bij de Bevrijding in september 1944, breekt een zware periode voor het gezin aan. Het huis in Sint-Pietersnieuwstraat dat kort nadien geplunderd zal worden, wordt in allerijl verlaten. De familie Daels is uiteengevallen: Frans Daels, broer Paul en schoonbroer Amaat Bockaert duiken onder. Broer Jan wordt korte tijd gevangengezet. José, de oudste zoon die gedurende de oorlog assistent is in de Vrouwenkliniek van de Gentse universiteit, heeft inmiddels een eigen praktijk uitgebouwd en neemt een groot deel van de patiënten van zijn vader over. Moeder Daels en haar twee jongste zonen, Luc en Piet worden opgevangen bij de oudere zus Godelieve die in 1941 gehuwd is met Andreas Van Houwe, substituut bij de Procureur des Konings. Ze wonen op de Coupure Links. De jongens zijn niet langer welkom in het Sint-Barbaracollege en worden door hun vroegere klasgenoten zelfs belaagd. Ook in het Sint-Lievenscollege worden ze wandelen gestuurd. Om de kinderen iets omhanden te geven wordt Marcel Hoste ingehuurd om tekenles te komen geven. Hoste , oud-student van de Gentse Academie, is een verdienstelijk kunstschilder. Midden de jaren ’30 richt hij Het Poppengildeke ’t Maske op, maar verwerft later het meest bekendheid met zijn Sabbattini-Pantomimetheater. Luc Daels is gebeten door de tekenmicrobe en zal de rest van zijn leven creatief bezig blijven.
Voor het gezin is het een ellendige tijd met zeer beperkte sociale contacten, statusverlies, financiële moeilijkheden en de voortdurende schrik dat Frans Daels of een ander gezocht familielid gesnapt zal worden. Ook het communiceren met en bezoeken van ondergedoken familieleden, waarvoor Luc meer dan eens wordt ingezet, is niet zonder gevaar. Eind juni 1946 wordt Frans Daels bij verstek ter dood veroordeeld, wat opnieuw een traumatisch gebeuren is voor het gezin.
Pas in het schooljaar 1946-47 kunnen Luc en Piet terecht in het Sint-Paulusinstituut in de Patijntjestraat om de humanoriastudies verder te zetten. De ganse situatie lijdt tot een ernstige depressie bij de moeder en op de koop toe krijgt de jongste TBC, waarvoor ze samen voor langere tijd gaan kuren in Heide-Kalmthout. Luc blijft alleen achter in het grote huis aan de Coupure. Maar de vakanties in Heide-Kalmthout, waar de zwaarte van de thuissituatie wat naar de achtergrond verdwijnt, maken veel goed. Het is daarenboven de link tussen Luc en zijn toekomstige echtgenote, Helena D’Hertog, wiens moeder die een Gentse kennis van de familie Daels is en eveneens in Heide-Kalmthout verblijft. Vader Daels vlucht op aandringen van schoonzoon Andreas Van Houwe in 1947 naar Zwitserland waar hij eerst in Zürich verblijft en vanaf 1950 in Genève, waar hij in een plaatselijk ziekenhuis aan de slag kan en zich bezighoudt met kankeronderzoek. Er zijn zeer regelmatige contacten met de familie. Een drietal keer per jaar reizen Luc en andere familieleden naar Zwitserland. In 1959 keert Frans Daels met goedkeuring van de regering terug naar België en vestigt zich met zijn echtgenote in Bonheiden.
Er komen andere tijden
Het huis en de goederen van Frans Daels die onder sekwester waren geplaatst worden kort na het vonnis van juni ’46 openbaar verkocht. De oudste zoon José koopt het huis en een groot deel van de inboedel terug. Hij ontfermt zich ook over zijn moeder en zijn twee jongste broers. Ze verhuizen van de Coupure naar het ouderlijk huis in de Sint-Pietersnieuwstraat. Luc die de twee jaar schoolachterstand niet meer op een regelmatige wijze kan inhalen, legt bij een tweede poging, met succes de eindexamens klassieke humaniora af via de Middenjury. Hij start op twintigjarige leeftijd een opleiding geografie aan de Gentse universiteit en haalt er zijn licentiaatsdiploma in 1953. Aan de universiteit ondervindt Luc Daels geen hinder meer van het zwarte verleden dat de vorige jaren zo getekend heeft. De band met de weinige medestudenten in de niet zo populaire studierichting geologie, is goed en de verstandhouding met de professoren van wie een groot deel toch oud-collega’s van zijn vader zijn, is meer dan voortreffelijk. Ook tijdens de achttien maanden durende legerdienst wordt nooit verwezen naar zijn afkomst. Kort voor zijn legerdienst huwt hij met Leen D’Hertog, die eveneens uit een collaboratiemilieu afkomstig is en wiens vader veroordeeld werd tot zes jaar gevangenis. Nadien kan hij onmiddellijk aan de slag als leraar in het Koninklijk Atheneum Berchem en het Koninklijk Atheneum Brussel. Het koppel vestigt zich in de Gentse Abdisstraat, maar verhuist reeds in 1961 naar Sint-Martens-Latem.
Hoewel Luc Daels inmiddels geëvolueerd is naar een agnostische levensvisie en zichzelf eerder ‘links’ en antifascist noemt blijft het zijn ganse leven moeilijk hebben om zijn donkerbruine familiegeschiedenis een plaats te geven: de mens en vader primeert op de collaborateur Frans Daels, waardoor er een zeker begrip of in elk geval een mildheid wordt geïnstalleerd tegenover zijn foute daden.
Een loopbaan aan de Gentse universiteit
In 1959 wordt Luc Daels op vraag van professor Tavernier assistent. Wanneer in 1964 het Seminarie voor regionale aardrijkskunde wordt opgericht als onderdeel van het Aardrijkskundig Instituut wordt Daels werkleider bij Frans Snacken die het seminarie leidt. Het jaar voordien is hij gepromoveerd tot doctor in de wetenschappen, groep aardrijkskunde met een historisch-geografisch proefschrift over de Landschapsontwikkeling in en rond het voormalige het Bulskampveld. In 1973 wordt Luc Daels geassocieerd docent, in 1979 geassocieerd hoogleraar en tenslotte gewoon hoogleraar in 1987. Het Seminarie voor regionale aardrijkskunde wordt in 1982 omgedoopt tot het Laboratorium voor regionale geografie en landschapskunde, een vlag die beter de lading dekt. In 1988 wordt Frans Snacken, die inmiddels een drietal jaar met emeritaat is, door Luc Daels opgevolgd als directeur-diensthoofd van het laboratorium.
Reeds in 1963 toont Daels in zijn doctoraatsthesis het potentieel aan van luchtfoto’s als werkinstrument voor het landschapsonderzoek in Vlaanderen. Datzelfde jaar ziet aan de UGent onder impuls van René Tavernier het International Training Centre for Post-Graduate Soil Scientists (ITC-Ghent) het licht. Ook hier is luchtfotografie een belangrijk onderdeel van het curriculum. Daels gaat er verder mee aan de slag en breidt zijn instrumentarium later uit naar teledetectie met digitale beelden van satellieten en radaropnames. Thematisch verbreedt Daels’ onderzoeksveld naar milieuthema’s zoals het opsporen van verontreiniging en verwoestijning. De dienst groeit uit tot een internationaal gewaardeerd expertisecentrum voor de studie van het landschap. Dit levert talrijke internationale projecten op in Griekenland, Egypte, Centraal-Afrika en het Midden-Oosten. Een survey van de Griekse Cycladen resulteert in een jarenlange Gentse verankering in de regio.
In 1977 is Luc Daels met zijn laboratorium één van de stichtende leden van de European Association of Remote Sensing Laboratories (EARSel) met zetel in Straatsburg.
Naast de academische impact bereikt Daels vanaf 1989 een ruimer publiek met Het Andere Landschap, een multidisciplinair sensibiliseringsproject met onder meer druk bijgewoonde winterlezingen in de Aula en landschapexcursies. In 2010 wordt zijn bijdrage aan het historisch-wetenschappelijk onderzoek gehonoreerd met de Sarton-medaille in de Gentse Aula. Zijn lezing gaat over Het landschap: het geheugen van de mensheid. Hij is dan reeds zestien jaar met emeritaat.
Gentse Feesten
In dezelfde periode dat Luc Daels start als assistent aan de UGent, krijgt hij ook enige bekendheid als kunstenaar. Sinds de tekenlessen van Marcel Hoste tijdens de oorlogsjaren, is Luc nooit meer gestopt met tekenen en schilderen, hoewel er tijdens zijn rijk gevulde academische loopbaan steeds minder tijd voor is. Tot eind de jaren ‘50 blijft hij les volgen in het atelier van Hoste in de kelders onder de Sint-Pieterskerk, waar ook het Sabbattinitheater gehuisvest is. Luc Daels behoort sinds 1966 tot de groep van de Belgische Aluchromisten die geanodiseerde aluminiumplaten gebruiken als drager van hun schilderwerk en werkt non-figuratief. Begin 1959 exposeert hij in de bekende Gentse galerij Vincke-van Eyck op de Nederkouter. Mede-exposant is de vijf jaar jongere Walter De Buck. Het wordt de start van een jarenlange vriendschap. Ze vinden elkaar in de liefde voor kunst en muziek en kunnen samen uren filosoferen. Zodoende ontstaat de idee een soort vrijplaats voor artiesten op poten te zetten. Dit wordt in 1962 geconcretiseerd met de oprichting van het Centrum ter Aanmoediging van Kunsten en Kunstambachten, beter bekend onder de naam vzw Trefpunt. In het begin zijn de activiteiten van Trefpunt kleinschalig. Tweemaal per week een bijeenkomst met jazz, poëzie of een voordracht en om de twee weken een tentoonstelling met plastisch werk van jonge onbekende artiesten. Dat beide stichters uit een zo verschillend milieu komen biedt een meerwaarde: zowel kunstenaars, muzikanten als intellectuelen vinden elkaar in de vriendenkring. Vanuit het Trefpunt wordt in 1968 gestart met alternatieve straatoptredens, in de marge van de ‘officiële 125 jaar Gemeentefeesten van de Stad Gent’ die nog weinig animo opbrengen. Het jaar nadien sluiten onder meer Dirk van Esbroeck en Roland Van Campenhout zich aan bij Walter De Buck en Wannes Van de Velde. De straatmuzikanten die de terrassen in de binnenstad animeren, worden niet echt goed onthaald door de middenstand, wat uitmondt in klachten en politiecontroles. Om dit in de toekomst te vermijden doet Trefpunt in 1970 een aanvraag tot vergunning van een all-in feestenplein, met een terras, podium en een eetkraam. De stad stemt toe en verleent zelfs een subsidie van 20.000 frank; de start van een nieuw leven voor de Feesten. De hechte vriendschap tussen De Buck en Daels houdt stand tot het overlijden van Walter in 2014. In 2012 stellen ze nog eens samen tentoon in Galerie Art Track in de Gentse Zuidstationstraat.
Tot 1980 blijft Luc Daels zeer actief als artiest en exposeert in binnen- en buitenland en krijgt een aantal grote opdrachten in Engeland en Duitsland. Na zijn emeritaat neemt hij de draad terug op, maar stapt af van het non-figuratieve en schildert landschappen, zeezichten en figuren. Zijn laatste levensjaren verhuist hij opnieuw naar zijn geboortestad.
Frank Cotman
Vakgroep Geschiedenis UGent
14 oktober 2021
Hoe verwijs je naar dit artikel?
Cotman, Frank. “Daels, Luc (1929-2021).” UGentMemorie. Laatst gewijzigd 11.11.2021. http://www.ugentmemorie.be/personen/daels-luc-1929-2021
BIBLIOGRAFIE
Aerts, Koen. De kinderen van de repressie. Pelckman uitgevers, 2018.
Boey, Marcel. Zo leefde Zo sprak Prof. Dr. Frans Daels, Uitgave van het IJzerbedevaartcomité, Diksmuide, 1972.
D’hondt, Bart. Een tweede adem, een frisse wind. Gentse Feesten 1969-vandaag in 175 jaar Gentse Feesten, Pandora Publishers, Gent, 2018, pp.37-40.
Elaut, Leon. Mijn memoires. Van Keiberg tot Blandijnberg. Orbis en Orion uitgevers, Beveren, 1981.
Lambert, Suzanne. Kinderen van de collaboratie : ervaringen en getuigenissen van nakomelingen van collaborateurs in de Tweede Wereldoorlog. Masterscriptie UGent, Geschiedenis, 2010.
Lisarde, Wendy. Omdat ik Vlaming ben. Een biografie van Frans Daels. Masterscriptie UGent, Geschiedenis, 2012.
Pardoen, Tom. Het amnestiedebat: Luc Daels en Carmen Mussche in HUMO, 3709/40, 4 oktober 2011.
http://ugentmemorialis.be/catalog/000003772
Vandenkieboom, Micheline. Ik Dien: Frans Daels een geneesheer als volksopvoeder. Masterscriptie UGent, Pedagogische Wetenschappen, 1998.