1881 Compagnie Universitaire
Faciliteitsstudenten, ze bestonden al in de 19de eeuw. Studenten die door loting hun legerdienst moesten vervullen maar toch hun reeds aangevatte hogere studies wilden verderzetten, konden bepaalde tegemoetkomingen verkrijgen. Vanaf 1881 werd dit statuut van student-soldaat institutioneel verankerd door de creatie van de Compagnies Universitaires. Ook in Gent kwam er zo’n aparte legerafdeling van studenten die – altijd in militair uniform - hun leven leidden met het ene been in de vrijheid van de universitaire biotoop en het andere in de gestructureerde wereld van de kazerne.
Ingenieurs en farmaceuten
Voor het ontstaan van de Belgische Compagnies Universitaires moeten uitgelote soldaten tegemoetkomingen voor hun specifieke situatie op eigen initiatief aanvragen. Het gaat bijvoorbeeld om speciaal verlof, om overplaatsingen of om vrijstellingen van karweien of van de wacht om verplichte lessen te kunnen bijwonen of examens af te leggen. Toegiften komen er telkens na overleg tussen de rector, de bevoegde minister en de commandant van het regiment waarin de student-soldaat zijn dienst doet. Vanaf 1881 wordt deze situatie die reeds jarenlang in de praktijk plaatsvindt, verankerd in de Belgische militiewetgeving: aan de universiteiten van Gent, Luik, Brussel en Leuven komen er een aantal uitzonderingen en faciliteiten voor student-soldaten. Zij verblijven vanaf dan in een aparte compagnie, de Compagnie Universitaire.
De studenten die via loting onder de wapens worden opgeroepen, kunnen op die manier makkelijker hun studies verderzetten zonder zich te moeten uitkopen. Omdat zowel studeren als het uitkopen van de dienstplicht een dure zaak is, verblijven er in de praktijk slechts weinig studenten in dergelijke compagnieën: de gegoede burgers die furore maken aan de Belgische universiteiten hebben dikwijls voldoende kapitaal om zich uit te kopen. Midden jaren 1880 telt de Gentse Compagnie Universitaire een 30-tal student-soldaten. Dit komt overeen met ongeveer 5% van het totale studentenaantal op dat moment. Het zijn voornamelijk aspirant-ingenieurs en –farmaceuten. Zij maken ongeveer twee derde van de Compagnie uit.
Groei in aanloop naar WO I
Dit alles verandert wanneer België in 1909, door de toenemende spanningen in Europa, de beperkte persoonlijke dienstplicht invoert: de loting wordt afgeschaft en vanaf nu moet één zoon per gezin verplicht een periode dienstdoen als soldaat. De praktijk van uitkopen om zich te laten vervangen is niet langer toegestaan. De universitaire compagnieën aan de Belgische universiteiten groeien aanzienlijk. De student-soldaten eisen betere voorwaarden om aan hun studieverplichtingen te kunnen voldoen en klagen over het leven in de kazerne. Dat leven is sinds het begin van de 20ste eeuw nochtans een stuk goedkoper geworden aangezien de Belgische staat voortaan voorziet in kost en inwoon van de soldaten. Omdat ouders op deze manier ontlast worden van deze kosten verbonden aan een studerend kind, kunnen meer jongeren uit gezinnen die het financieel minder goed hebben nu ook studeren.
Ook in Gent neemt het aantal student-soldaten na de invoering van de beperkte persoonlijke dienstplicht gevoelig toe. Gedurende de periode 1909 tot 1914 leeft zo’n 15% van de gehele Gentse studentenpopulatie in de Compagnie Universitaire. De passieve compagnie blijft gekenmerkt door de spanningen tussen de student-soldaten en hun oversten. Een brief van rector Henri Schoentjes op 29 juli 1914 illustreert dit mooi. De universitaire compagnieën worden op dat moment actief verklaard wegens de aanhoudende oorlogsdreiging. De rector vraagt om het uitzenden van een aantal studenten een paar uur te verlaten aangezien velen van hen nog een examen moeten afleggen op 30 juli. Ondanks de oorlogsdreiging beschermt de rector in de eerste plaats de studievoortgang van de student-soldaten.
Dagelijks leven van de student-soldaat
Dankzij de correspondentie tussen de student-soldaten en de rectoren van de Vlaamse universiteiten komen we een en ander te weten over het dagelijkse leven in de universitaire compagnieën aan het begin van de 20ste eeuw. De studenten klagen over de verplichte oefeningen in de kazerne; de militaire kringen klagen over de verplichte lessen. De rector speelt de rol van bemiddelaar tussen studenten en het leger.
De studenten staan elke dag op om 5u30, waarna ze gedurende twee uur oefeningen of theorielessen volgen in de kazerne. Daarna haasten ze zich om rond 8u in het auditorium te zijn voor de academische lessen, dit alles in militair uniform. Na de lessen moeten de student-soldaten elke dag om 13u en 18u op het appel zijn. Student-soldaten moeten ook verplicht één voormiddag per week spenderen aan militaire oefeningen. Dit is volgens hen onverenigbaar met hun academisch bestaan. De studenten zijn hierover zo misnoegd dat ze het in een publicatie in La Flandre Libérale in 1911 hebben over ‘draconische regels’.
Uit de correspondentie tussen de verschillende rectoren van de Belgische universiteiten blijkt dat de regelgeving omtrent de instructies varieert van stad tot stad. Dit doet het vermoeden rijzen dat de commandanten van de verschillende universitaire compagnieën relatief veel vrijheid krijgen om regels toe te passen naar hun eigen goeddunken. Wanneer de rector om tekst en uitleg vraagt bij de commandant, formuleert deze laatste steeds een antwoord met daarin de verklaring dat hij slechts het reglement volgt. Er verandert tot de vooravond van de Eerste Wereldoorlog dus bitter weinig in het leven aan de universitaire compagnieën.
Gesneuvelde studenten
Op 30 augustus 1913, ongeveer een jaar voor de Eerste Wereldoorlog losbarst, wordt in België de algemene dienstplicht ingevoerd voor alle mannen. In het oorlogsgewoel vinden meer dan 80 studenten die aan het begin van de oorlog ingeschreven waren aan de Universiteit Gent hun dood als soldaat. Dit zijn zowel dienstplichtigen als vrijwilligers. De universiteit schrijft na de oorlog nabestaanden aan om een korte biografie en foto’s te bezorgen van de gesneuvelde oud-studenten. De informatie bundelt ze in een gelegenheidspublicatie.
Een speciale commissie met rector Henri Pirenne, administrateur-inspecteur Alphonse Roersch en professoren Norbert Cloquet, Louis Gesché, Frédéric Swarts, Fernand Van Ortroy en Paul Bergmans organiseert tevens een plechtig herdenkingsevenement in de Aula. Wie vandaag de Aula van de UGent binnenwandelt, weet zich geconfronteerd met de gedenkplaat van de gesneuvelde student-soldaten uit de Eerste Wereldoorlog. Deze gedenkplaten hangen er sinds 21 januari 1921. Ze zijn door rector Pirenne en koning Albert I officieel ingehuldigd onder het toeziend oog van een groot aantal studenten en professoren. De gesneuvelde studenten uit WO I worden op die manier, tot op vandaag, herinnerd en herdacht door de universitaire gemeenschap.
Ook na 1918 blijven de Compagnies Universitaires aan de Belgische universiteiten bestaan.
Jens Vanden Meersschaut
Historicus
22 oktober 2015
Hoe verwijs je naar dit artikel?
Vanden Meerschaut, Jens. “1881 Compagnie Universitaire.” UGentMemorie. Laatst gewijzigd 25.10.2017. www.ugentmemorie.be/gebeurtenissen/1881-compagnie-universitaire.
Bibliografie
Claes, Ernest. Ik was student. Antwerpen, Standaard Boekhandel, 1957.
De Schaepdrijver, Sophie. De Groote Oorlog. Het koninkrijk België tijdens de Eerste Wereldoorlog. Antwerpen: Atlas Contact, 2013.
De Vos, Luc. Het effectief van de Belgische krijgsmacht en de militiewetgeving, 1830-1914. Brussel: Koninklijk Legermuseum, 1985.
Maurer, Trude. Kollegen, Kommilitonen, Kämpfer. Europäische Universitäten in Ersten Weltkrieg. Stuttgart: Steiner, 2006.
Pasquier, Arthur. De grote oorlog van Arthur L. Pasquier: veldtochtnotities 1914-1919. Gent: Snoeck-Ducaju, 1999.
Plancke, Robert Léon. Rijksuniversiteit Gent: 1817-1967. Gent: Rijksuniversiteit Gent, 1967.
Rijksuniversiteit Gent. Aux étudiants morts pour la patrie: 1914-1918. Gent: Vanderpoorten, 1922.
Vanden Meersschaut, Jens. “Student-soldaten van de Gentse universiteit tussen 1842 en 1914. Een eerste inzicht in de compagnie universitaire van Gent.” Masterproef, Universiteit Gent, 2014.