1876 De wet-Delcour

De wet-Delcour van 20 mei 1876 is een mijlpaal in de verwetenschappelijking van de Belgische universiteiten. Ze bepaalt dat universiteiten voortaan zelf examens mogen afnemen en graden toekennen. Het fel gecontesteerde centrale examensysteem dat was ingevoerd in 1835 wordt afgeschaft. Studenten worden vanaf nu geëxamineerd door hun eigen docent die originele accenten kan leggen in zijn lessen.

De Gentse universiteit is tevreden met de wet: de arts Richard Boddaert had zich de voorbije jaren ontpopt als een van de grootste voorstanders van het praktisch onderwijs in België en had een groot deel van zijn collegae en de rector kunnen overtuigen. De tegenstanders stellen zich vragen bij de kwaliteit van de afgestudeerden van de vrije universiteiten. Zonder central jury heeft de overheid, in tegenstelling tot de rijksuniversiteiten waar hoogleraren benoemd worden door de regering en de beheerder-inspecteur als verbindingsambtenaar fungeert tussen staat en universiteit, geen enkele garantie op de kwaliteit van de gediplomeerden van Leuven en Brussel.

Autonoom onderwijs

De wet-Delcour betekent voor de universiteiten een veel grotere mate van autonomie in de organisatie van het onderwijs en voor de hoogleraren de mogelijkheid om nieuwe wetenschappelijke impulsen snel te integreren in de lessen. De staat legt de universiteiten wel extra richtlijnen op met betrekking tot onderzoek en praktisch onderwijs. In plaats van studenten louter theoretische kennis aan te bieden, moeten universiteiten hen via practica inwijden in de wetenschappelijke methode. Universiteiten kunnen dankzij de wet uitgroeien tot wetenschappelijke onderzoekscentra met vaste opleidingsprogramma’s en graden. De wet betekent het einde van de universiteit van Gent als vrijblijvend intellectueel instituut, maar luidt tegelijkertijd haar ‘bevrijding en heropstanding’ in.

Einde van de toelatingsproef

De wet-Delcour bepaalt ook dat er niet langer toelatingsvoorwaarden zijn om zich in te schrijven aan de universiteit, mits de student slaagt voor de toelatingsproef. Met deze bepaling hoopt men de kwaliteit van het middelbaar onderwijs op te krikken. Dat legde immers te veel de nadruk op de ingangsexamens voor het hoger onderwijs in plaats van op de algemen vorming. Een neveneffect van de nieuwe regel is dat ook vrouwen zich voortaan kunnen inschrijven aan de universiteiten. In 1890 zal men op deze beslissing terugkomen omdat het land kampt met een overaanbod aan hoger opgeleiden: om universitair onderwijs aan te vangen is dan opnieuw een humanioradiploma noodzakelijk.

In het laatste kwart van de 19de eeuw kent België een 'intellectuele wedergeboorte' die gevoed wordt door economische, politieke, sociale en juridische ontwikkelingen. De periode van intellectuele openheid en herbronning kan niet op het conto van de wet-Delcour geplaatst worden hoewel die natuurlijk wel bijdroeg tot een omgeving die deze vooruitgang mogelijk maakt.

Fien Danniau
Vakgroep Geschiedenis UGent
Laatst gewijzigd 8 juni 2015

Hoe verwijs je naar dit artikel?
Danniau, Fien. "1876: De wet-Delcour" UGentMemorie. Laatst gewijzigd op 08.06.2015. www.ugentmemorie.be/gebeurtenissen/1876-de-wet-delcour.

Bibliografie

 

Deelstra, H. A. "Achtergronden van de wetten van 1890-1891 en de invloed op het natuurwetenschappelijk onderwijs in België." Gewina/TGGNWT 16, no. 3 (1993): 187-191.
Dhondt, Pieter. Een tweevoudig compromis. Discussies over universitair onderwijs in het negentiende-eeuwse België. Leuven, 2005, (onuitg. doct. verh.).
Vandersteene, Liesbeth. De geschiedenis van de rechtsfaculteit van de Universiteit Gent. Gent: Maatschappij der Geschiedenis en Oudheidkunde te Gent, 2009, 95-99.

Deel deze pagina: