1.1. Van een oude naar een nieuwe orde

1. De Universiteit Gent tijdens Wereldoorlog II

1.1. Van een oude naar een nieuwe orde

Vóór de Tweede Wereldoorlog telt België vier universitaire instellingen: twee vrije en twee rijksuniversiteiten. De vrije universiteiten zijn de tweetalige Katholieke Universiteit van Leuven (K.U.L.) en de francofone Université Libre de Bruxelles (U.L.B.). Waar de K.U.L. afhangt van het Belgisch episcopaat en onder de autoriteit staat van kardinaal Van Roey bestaat de Raad van Bestuur van de U.L.B. uit vrijdenkers uit liberale en socialistische milieu’s. De twee rijksuniversiteiten: de sinds 1930 vernederlandste Rijksuniversiteit Gent (R.U.G.) en de francofone Université de Liège (U.L.G.) zijn afhankelijk van het Ministerie van Openbaar Onderwijs. Op het einde van de jaren dertig tellen de vier universitaire instellingen samen een studentenpopulatie van ongeveer 12.000, waarvan 2/3 in Leuven en Brussel ingeschreven zijn. 

 

3. Wetenschappelijk personeel van het Instituut voor Farmacodynamie, met rechtstaand rechts Nobelprijswinnaar Corneel Heymans.

Met de afkondiging van de eerste mobilisatie, in september 1939, worden de examens gespreid over een periode die loopt tot februari 1940, zodat ook de gemobiliseerde studenten de kans krijgen geëvalueerd te worden. Ook voor de gemobiliseerde professoren dient een regeling getroffen te worden. Op 10 januari 1940 vindt nog een laatste gloriemoment plaats: de plechtige uitreiking van de Nobelprijs Geneeskunde  Corneel Heymans, dat plaatsvond in de Gentse Aula. 

Na de Duitse inval van 10 mei 1940 worden de cursussen aan alle Belgische universiteiten stilgelegd. De 16 tot 35-jarigen dienen één van de Vlaamse opvangcentra te vervoegen die zich in de daarop volgende dagen naar Frankrijk verplaatsen. Zelfs niet-gemobiliseerd universiteitspersoneel volgt die weg. De redenen zijn van verschillende aard: ze volgen de weg die de regering heeft ingeslagen, ze willen ontkomen aan een dreigend oorlogsgeweld of ze vluchten voor de nazi-politiek.

Hoe verloopt de “leegloop” in Gent? Het is meer bepaald rector René Goubau (foto 4) die het onderwijzend en wetenschappelijk personeel de keuze laat om het land al dan niet te verlaten …met het oog op hun eigen veiligheid of de grootere diensten die zij aan het Land kunnen bewijzen…. Een Raad van Assessoren acht het wenselijk dat in geval van bezetting bepaalde collega’s moeten blijven, waaronder de rector, de beheerder, de hoofden van klinieken en laboratoria. De functies van rector Goubau, die naar Frankrijk vertrekt – met goedkeuring van de Raad – om de universiteitsgelden in veiligheid te brengen, worden door professor Frank Baur, de eerstaanwezende decaan overgenomen. Vrij snel staan twee groepen professoren, zij die in het land blijven en de zogenaamde “Toulouse-professoren” die naar Frankrijk vluchtten, lijnrecht tegenover elkaar. 

Op 31 mei 1940 vergaderen de gevluchte Gentse universiteitsprofessoren in Toulouse waar ze mede door de oproep van Goubau hun sympathie betuigen met de regering Pierlot. Sommigen, aangemoedigd door deze politieke daad, voelen zich geroepen om een Belgisch Universitair Centrum in Frankrijk op te richten. De daartoe op te richten Belgische interuniversitaire commissie zou dan bestaan uit professoren uit Brussel, Leuven en Luik. Door de wapenstilstand en de komst van Pétain aan het hoofd van de Franse regering neemt de onrust in de Belgische universiteitsgemeenschap op Franse bodem toe. Velen onder hen komen naar België terug en krijgen geen warm onthaal, wel integendeel. 

Voor de terugkeer van de “postverlaters”, ook wel fauteurs de troubles genoemd, heeft de Duitse bezetter, aangemoedigd door het Duitsgezind deel van het in België achtergebleven universiteitspersoneel, een eerste verordening klaar. Met deze verordening, gedagtekend op 18 juli 1940, kan het overheidspersoneel, waartoe ook de professoren behoren, niet meer aan de slag zonder toestemming van de bezetter. Hoewel de Duitsers de indruk doen ontstaan dat de onderzoekscommissie van het Ministerie van Openbaar Onderwijs soeverein kan oordelen is het in werkelijkheid de Militärverwaltung die het laatste woord heeft. Op basis van een enquête worden de activiteiten van de “postverlaters” onder de loupe genomen. Een antifascistische of zelfs antileopoldistische houding kan een schorsing inhouden en de professoren-ondertekenaars van het pro-geallieerde manifest van 13 oktober 1939 kunnen erop rekenen, niet vrijuit te gaan. Tijdelijke schorsingen komen voor en in bepaalde gevallen valt het verdict slechts per eind 1940.

Lees verder: 1.2. De visie van Petri
Keer terug: Inleiding

 

Deel deze pagina: