Verheyen, Jozef Emiel (1889-1962)

Als boegbeeld, student, docent en practicus van het nieuwe Hoger Instituut voor Opvoedkunde heeft Jozef Verheyen zich ingezet voor de uitbouw van het hoger onderwijs in de pedagogische wetenschappen. Voor de onderwijzer was het belangrijk dat wetenschappelijke theorieën werden getoetst en geobserveerd in de onderwijspraktijk via demonstratiescholen. Hij was een overtuigd reformpedagoog die het onderwijs kindgerichter wilde maken en geloofde in volksverheffing via het lager onderwijs. 

Een onderwijzer met ambitie

Jozef Emiel Verheyen wordt geboren in Kessel-bij-Lier in 1889. Hij volgt middelbare schoolstudies in het Sint-Gommaruscollege van Lier en studeert af als onderwijzer aan de Lagere Normaalschool van Mechelen in 1908. Zijn onderwijzerscarrière voert hem naar Mechelen, Turnhout, Ieper en Brussel. Tijdens de Eerste Wereldoorlog geeft hij les aan kinderen van Belgische vluchtelingen in Frankrijk. 
Verheyen verruimt zijn praktische kennis met pedagogische studies (1919-1921) aan de Vrije Universiteit Brussel. In het pas opgerichte Hoger Instituut voor Opvoedkundige Wetenschappen krijgt hij les van de psycholoog Ovide Decroly. Verheyen vervolmaakt zijn studies aan het Institut J.-J. Rousseau in Genève bij pedagoog en kinderpsycholoog Édouard Claparède voor wie hij heel zijn leven bewondering en vriendschap zal blijven hebben. 

Progressieve onderwijsinspecteur

Bij zijn terugkeer in België gaat hij aan de slag als ‘schoolopziener’, of onderwijsinspecteur, voor het rijksonderwijs in het Brusselse. Verheyen ontpopt zich als woordvoerder van de Belgische Nieuwe Schoolbeweging of Reformpedagogiek. Deze beweging pleit ervoor het kind centraal te stellen in het onderwijs in plaats van de leerstof. Naast de intellectuele vorming moet er ook aandacht zijn voor de lichamelijke en kunstzinnige opvoeding zodat het kind zich als persoon kan ontwikkelen. Verheyen gelooft als sociaal voelende mens dat de school een socialisatie-instituut is met een beschavende taak. Hij beschouwt onderwijs als derde macht in de samenleving, naast de godsdienstige en de burgerlijke. 

Experimenteerschool

Verheyen opent in 1924 in Zaventem een Experimenteerschool waarin pedagogische principes kunnen worden getoetst aan de praktijk. Door een gewone volksschool te hervormen naar een nieuwe progressieve school, wil Verheyen aantonen dat voor onderwijshervormingen niet perse nieuwe gebouwen, dure leermiddelen of uitzonderlijke leerkrachten nodig zijn. In datzelfde jaar neemt Verheyen de leiding over Het Schoolblad voor Vlaanderen, vanaf 1927 Moderne School, en tracht via dit kanaal de vernieuwing en de verdieping van het pedagogisch leven in Vlaanderen te bevorderen. Ook via de Vlaamse Opvoedkundige Vereniging engageert Verheyen zich voor wetenschappelijk onderbouwde onderwijsvernieuwing.

Hoger Instituut voor Opvoedkunde

Als de socialistische minister van onderwijs Camille Huysmans aanstuurt op een vernieuwing van het hoger pedagogisch onderwijs, is Verheyen een van de pennenhouders van het voorstel. Zeer tegen de zin van de Gentse rijksuniversiteit beslist de minister in 1927 een Hoger Instituut voor Opvoedkunde (HIO)  toe te voegen aan de faculteit Letteren & Wijsbegeerte. Onderwijzers en leerkrachten kunnen er een driejarige licentiaatsopleiding volgend die toegang geeft tot directeurs- en inspectiestudies. De minister detacheert Verheyen en die wordt aan het HIO als werkleider belast met de praktische oefeningen en de coördinatie van de nieuwe opleiding. Hij is de enige nieuwkomer. Alle andere vakken worden gedoceerd door professoren verbonden aan de vier faculteiten van de UGent. Zij zien Verheyen niet graag komen: hij mist immers een wetenschappelijke scholing. Zo komt het dat Verheyen zelf een van de eerste studenten is van de opleiding waarin hij zelf les geeft en in 1930 afstudeert als licentiaat in de opvoedkunde.

Van onderwijzer tot hoogleraar

Het HIO start tot Verheyens frustratie zonder middelen, lokalen en steun van de faculteit. Moeizaam timmert hij de eerste twee decennia aan de uitbouw van de academische pedagogiek. Hij kan een van de Gentse stadsscholen in de Molenaarstraat gebruiken als demonstratieschool. Met zijn uitzonderlijke leraarsgaven heeft Verheyen onmiskenbaar een grote invloed op zijn studenten. Hij is een geboren lesgever, een charmeur, een ‘echt salontype’. Hoewel hij geen doctoraat heeft en sommige collega’s hem daarom blijven minachten, wordt Verheyen in 1936 benoemd tot hoogleraar. Hij klimt op tot het professoraal boegbeeld van de Gentse universitaire pedagogiek. 

Pedagogische Encyclopedie

Verheyen verspreidt zijn ideeën over onderwijsvernieuwing en de wetenschappelijke pedagogiek via alle mogelijke kanalen. Samen met een Leidens collega neemt hij het initiatief voor de Pedagogische Encyclopedie (1936 en 1949). Hij staat zelf in voor 156 van de 354 lemma’s. Verheyen is een actief lid van de Universitaire Commissie voor Advies inzake Pedagogiek van het ministerie van onderwijs. Hij behoudt het contact met zijn oude leermeesters Decroly en Clapadère en werkt mee aan een internationaal netwerk van pedagogen via het Bureau International d’Education in Genève. Op het einde van zijn carrière in 1953 zit hij in Gent het Eerste Internationaal Congres voor het Universitair Onderwijs in de Pedagogische Wetenschappen voor.

Vorming van een generatie

Als het hooglerarenkorps en de lessenpakketten na de Tweede Wereldoorlog herschikt worden, stijgt Verheyens onderwijsopdracht aanzienlijk. Hij krijgt assistentie van Richard Verbist, Alfred De Block en William De Coster. Verheyen is de Gentse pionier van het HIO maar het zullen zijn leerlingen zijn die het instituut naam en faam zullen geven. Zo is het Verbist die in 1948 naar het voorbeeld van zijn leermeester zijn schouders zet onder een nieuwe, volwaardige Experimenteerschool in Zwijnaarde.

Verheyen gaat met emeritaat in 1959. Het Hoger Instituut voor Opvoedkunde heet dan Hoger Instituut voor Opvoedkundige Wetenschappen en er ontwikkelt zich behalve een pedagogische ook een psychologische sectie. Hij wordt door zijn collega’s en leerlingen met veel meer egards uitgezwaaid dan dat hij in 1927 ontvangen werd. Verheyen publiceert in 1961 nog een omvangrijke studie De Experimenteerschool van de Rijksuniversiteit te Gent waarin hij een synthese maakt over 30 jaar pedagogisch onderzoek. Een jaar later overlijdt hij op 73-jarige leeftijd. 

De reformpedagoog Verheyen heeft de pedagogische realiteit van het leven op school niet spectaculair kunnen veranderen. Maar via zijn onderwijs aan toekomstige pedagogen en zijn leerlingen, heeft hij de visie op het kind als een dynamisch in plaats van een lijdend wezen mee helpen verspreiden. 

Fien Danniau
Vakgroep Geschiedenis UGent
26 mei 2015

 

Hoe verwijs je naar dit artikel?
Danniau, Fien. "Verheyen, Jozef Emiel (1989-1962)." UGentMemorie. Laatst gewijzigd 26.05.2015. http://ugentmemorie.be/personen/verheyen-jozef-emiel-1889-1962

Bibliografie

www.UGentMemorialis.be

“J. Emiel Verheyen”. In Theo Luykx (red.). Rijksuniversiteit te Gent. Liber memorialis 1913-1960. I Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, 344-346. Gent: RUG. Rectoraat, 1960. 

De Clerck, Karel. 75 jaar pedagogische wetenschappen aan de Gentse universiteit. Uit het verleden van de RUG, 43. Gent: Archief RUG, 2002.

Depaepe, Marc, Franky Simon, and Angelo Van Gorp. “Pedagogische Praat: Over het discours van de schoolman Jozef Emiel Verheyen.” In “Over het mooie en het nuttige.” Bijdragen over de geschiedenis van opvoeding en onderwijs : Liber Amicorum aangeboden aan Mark D’hoker, 171–193. Antwerpen: Garant, 2008.

Plancke, Robert. “Jozef Emiel Verheyen”. Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden 1962-1963, 195-201. Leiden: E.J. Brill, 1963.

Verheyen, Jozef en Lambrechts, Pieter. De experimenteerschool van de Rijksuniversiteit te Gent. Gent: RUG. Hoger instituut voor opvoedkundige wetenschappen, 1961.

Verheyen, Jozef. Het Hoger instituut voor opvoedkundige wetenschappen van de Rijksuniversiteit te Gent: terugblik en toekomstperspectieven. Gent: RUG. Hoger instituut voor opvoedkundige wetenschappen, 1954.

Type persoon: 
Deel deze pagina: 

Herinneringen

Charmant wel, maar interessant?

"Verheyen kon charmant vertellen, maar voor afgestudeerden van een normaalschool viel daar weinig te rapen. Hij was en bleef een man van de praktijk. Wetenschappelijke diepgang moesten we niet verwachten. Wel veel feitenkennis. Met herhalingen, tot vervelens toe. Bij voorkeur over Rousseau, die hij prees en verheerlijkte."

Een oud-student over de lessen van Verheyen.

(Op.cit. De Clerck, Karel. 75 jaar pedagogische wetenschappen aan de Gentse universiteit, 53. Uit het verleden van de RUG, 43. Gent: Archief RUG, 2002.)

Als Reformpedagoog stelt Verheyen het kind boven de leerstof

“De maatschappij kan voorlopige eisen stellen aan de school. Maar er blijven de kinderen, elk met zijn eigen aanleg. Deze aanleg opsporen en in zijn evolutie volgen en tevens zoeken naar de beste maatregelen om hem tot de volledigst mogelijke ontwikkeling te brengen in de richting van een juiste aanpassing, zal de taak blijven van de wetenschap”

Verheyen, J. "Onderwijs en opvoeding sedert 1830." In Vlaanderen door de eeuwen heen, uitgegeven door M. Lamberty & R.F. Lissens, 319-332 (op. cit. 329). Brussel/Amsterdam, 1951.

Rector De Bruyne ziet een benoeming van Verheyen niet zitten

"Ik ben de meening toegedaan dat het niet past, - tenzij in gansch bijzondere gevallen - aan de universiteit, noch in de daarbij gevoegde instituten, met theoretisch onderwijs personen te belasten, die niet dragers zijn van een doctorstitel door eene universiteit afgeleverd. Daarom komt het mij gewenscht voor, dat dhr. Verheyen in zijne hoedanigheid van werkleider behouden blijven: de gelegenheid heeft hem immers, sedert zijne benoeming, ontbroken om bewijs te leveren dat hij eventueel, voor een hooger bediening op de universiteit, de noodige wetenschappelijke waarborg oplevert. Als ik het goed voor heb, heeft dhr. Verheyen slechts diploma's voor lager onderwijs, en kan dus zijne candidatuur onmogelijk in aanmerking komen voor een theoretisch onderwijs op dit hooger instituut"

Brief van 7 augustus 1928 van rector De Bruyne aan minister Vauthier

(Op.cit. De Clerck, Karel. 75 jaar pedagogische wetenschappen aan de Gentse universiteit, 42. Uit het verleden van de RUG, 43. Gent: Archief RUG, 2002.)