Verhellen, Eugène (1941-2017)
Een geëngageerd onderzoeker, en een inspirerend leermeester in en voor de praktijk. Als pionier en voorvechter voor de rechten van het kind maakte pedagoog Eugeen Verhellen deel uit van het zeer maatschappelijk betrokken sociaal-agogisch onderzoek aan de Universiteit Gent. Samen met Gerda De Bock en Willy Faché werkte hij rond de kinder- en jeugdproblematiek en lag hij medio jaren 70 mee aan de basis van de opleiding sociale agogiek. Verhellen leverde als onderzoeker niet enkel een bijdrage aan de verwetenschappelijking en professionalisering van het naoorlogse sociaal werk, maar nam tevens een groot maatschappelijk engagement op. Met diverse nationale en internationale initiatieven speelde hij een zeer grote rol in het jeugdbeschermingsdebat en de sensibilisering rond het kinderrechtenthema.
Opvolger Gerda De Bock
Eugeen Verhellen wordt op 21 december 1941 geboren in Sint-Gillis Waas, waar zijn vader schoolhoofd is van de jongensschool in Stekene-Hellestraat. Eugeen behaalt in 1962 zelf zijn diploma van onderwijzer en in 1968 aan de UGent het diploma van licentiaat in de Psychologische en Pedagogische Wetenschappen. Hij wordt assistent en later opvolger van professor Gerda De Bock, de grondlegger van het academisch sociaal werk in Vlaanderen wanneer de naoorlogse verzorgingsstaat zich volop aan het ontplooien is. De eerste sociaal werkopleidingen in Vlaanderen aan het begin van de 20ste eeuw kwamen vooral uit de praktijk voort en waren niet-academisch. Grondleggers zijn enerzijds Victoire Cappe en Maria Baers in 1916 met de eerste katholieke sociale school ontstaan vanuit de arbeidersbeweging en anderzijds René Sand in 1920 met de eerste officiële opleiding ontstaan vanuit de sociale hygiënebeweging.
Net als De Bock zal Eugeen Verhellen het gevoerde wetenschappelijk onderzoek al snel ook omzetten naar concrete praktijken in het sociaal werk. In 1974 al is hij één van de oprichters van de Kinder- en Gezinsboerderij Diggie in Brakel. In datzelfde jaar ontstaat aan de faculteit voor Psychologische en Pedagogische Wetenschappen het Seminarie en Laboratorium voor Jeugdwelzijn en Volwassenvorming. Het biedt de wetenschappelijke ondersteuning voor de nieuwe opleiding sociale agogiek.
Pedagogiek als culturele pijler
Verhellen ziet de pedagogiek en de pedagogische praktijk als fundamentele culturele pijlers. Pedagogische praktijken zijn voor hem niet te herleiden tot een eenzijdig 'opvoeden van kinderen tot volwassenheid'. Ze moeten er voor hem namelijk op gericht zijn kinderen ‘tot hun recht’ te laten komen. Kernpunten in zijn benadering zijn: het respect voor kinderen en jongeren als subjecten – en ze niet te reduceren tot objecten van de 'juiste' pedagogische interventie; een pedagogiek en praktijken die worden ontwikkeld in de interactie tussen kinderen en jongeren en hun opvoeders - en dus niet kunnen worden herleid tot een geheel van deskundige methoden; een pedagogiek en praktijken die niet geclaimd worden door wetenschappelijke experts, maar resultaat zijn van de interactie tussen mensen onderling, en tussen mensen en hun omgeving.
Vanuit deze visie is voor Verhellen de wijze waarop we in een samenleving institutioneel omgaan met kinderen en jongeren een pedagogisch thema bij uitstek. Hij is zeer kritisch voor de vervreemdende werking van het onderwijs en de jeugdzorg. Kritiek gaat voor hem samen met een maatschappelijk engagement naar verandering en verbetering. Erkenning van de rechten van kinderen is noodzakelijk, opdat ze hun handelingsbekwaamheid zouden kunnen ontwikkelen en als medeburgers erkend zouden kunnen worden. Vanuit deze gedachtegang benadrukt hij de participatierechten van kinderen en jongeren. Hiermee plaatst hij zijn pedagogische visie in een juridisch kader. Tegelijk wijst hij op de nood aan een alomvattende benadering van de rechten van kinderen: participatierechten van kinderen en jongeren kunnen niet los gezien worden van hun rechten op bescherming en op goede en voor ieder kind gelijk toegankelijke voorzieningen.
Onderzoek in de jeugdzorg
Met het Experiment Dendermonde in 1974, gevolgd door zijn doctoraatsproefschrift in 1977, tekent Eugeen Verhellen de krijtlijnen uit van zijn visie op onderzoek. Het Experiment Dendermonde gaat over de opvoedingsbijstand. Dit is een jeugdbeschermingsmaatregel die door de wetgever in 1965 werd geïntroduceerd als een vernieuwende maatregel om de plaatsing van kinderen buiten het gezin te vermijden, maar die in de praktijk van de jeugdzorg uiteindelijk weinig toegepast wordt. De uitgangsvraag van het Experiment is na te gaan welke mogelijkheden er zijn tot betere toepassing van de opvoedingsbijstand.
Verhellen verdiept deze methodische uitgangsvraag tot de vraag hoe een jeugdbeschermingsmaatregel ingrijpt in de situatie van kinderen en jongeren, en in de relatie met hun opvoeders. Hij onderzoekt deze vraag in samenspraak met jeugdbeschermingsactoren, over concrete situaties die hen toevertrouwd worden. Het Experiment doorbreekt hiermee de vermeende evidentie dat een maatregel bedoeld als bijdrage tot het welzijn van kinderen en jongeren, dit ook feitelijk is in zijn uitkomsten. Hiermee laat Verhellen inzien dat de jeugdbescherming niet enkel een mogelijke oplossing is, maar evenzeer een fundamenteel deel van het probleem waarvoor ze ingezet wordt. Dit inzicht leidt in de jeugdzorg tot een grotere zichtbaarheid van kinderen, jongeren en hun opvoeders, als subjecten die vragen naar de betekenis en verantwoording van een maatschappelijke tussenkomst.
Pionier in kinderrechten
Voor Eugeen Verhellen is de vraag naar het pedagogisch concept van de jeugdbescherming een basisvraag in de jeugdzorg. De verbinding tussen jeugdzorg en rechten van kinderen vormt de kern van zijn wetenschappelijk werk. Met de introductie van het begrip ‘structurele kindermishandeling’ verscherpt zijn kritiek op de institutionele benadering van kinderen en jongeren. In aansluiting met zijn brede welzijnsvisie is hij in 1980 medeoprichter van Kind en Geweld, een vereniging gericht op de sensibilisering voor en het actief optreden in situaties van kindermishandeling. Tijdens zijn carrière ontplooit Verhellen een indrukwekkend aantal andere initiatieven ter bescherming van de rechten van het kind.
Eind jaren 1970 richt hij aan de Rijksuniversiteit Gent het Centrum voor de Rechten van het Kind op (in 2010 opgegaan in het interuniversitaire Kenniscentrum Kinderrechten). In 1989 zet hij in op een tekstbundel naar aanleiding van 10 jaar Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind, met bijdragen van onder andere Leo Apostel. Ook aan het tijdschrift Jeugdrecht en Kinderrechten en de Kids-codex ligt Verhellen aan de basis. Hij neemt eveneens een voortrekkersrol op in de realisatie van de kinderrechtswinkels, de kinderrechtencoalitie, het kinderrechtencommissariaat en de Unicef Leerstoel Kinderrechten. Internationaal profileert Verhellen zich door het opzet van de International Interdisciplinary Courses on Children’s Rights, door zijn engagement in Defence for Children International en door zijn internationale publicaties over het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind en over de monitoring van de implementatie hiervan.
Een denker tegen nutsdenken
Een belangrijk uitgangspunt in Eugeen Verhellens wetenschappelijk werk is de zorg voor een verbinding van onderzoek en het democratisch debat, waarbij de grenzen tussen onderscheiden vakgebieden overstegen worden. Dit uitgangspunt staat in een moeilijke verhouding tot het denken in termen van rendement en efficiëntie en tot het denken over sociale problemen in termen van beheersing, controle en behoud van gevestigde verhoudingen. Het werk van Eugeen Verhellen gaat uit van het besef dat democratie verder reikt dan een nutsdenken. Democratie gaat voor hem altijd samen met de inzet voor de humaniteit van het samenleven, met elkaar, en met de omgeving. Hij streeft constant naar een meer humane, democratische samenleving vanuit de spanning tussen rechtsbedeling en het welzijn van kinderen, jongeren en volwassenen. Pedagogiek en cultuur zijn in zijn visie fundamenteel vervlochten met mensenrechten.
Het gevaar dat precies deze pedagogische component toenemend onder druk komt te staan in de benadering van sociale problemen is reëel. Het werk en de persoon van Eugeen Verhellen zijn daarom inspirerend om dit gevaar ook vandaag te blijven zien, om de omslag te blijven maken naar een benadering die recht doet aan het besef dat sociale problemen geen abstracties zijn, maar geconstrueerd worden in de interacties tussen mensen, en dus ook via de transformatie van deze interacties een oplossing kunnen vinden.
Maria Bouverne-De Bie
Vakgroep Sociaal Werk en Sociale Pedagogiek UGent
21 november 2017
Hoe verwijs je naar dit artikel?
Bouverne-De Bie, Maria. “Verhellen, Eugène (1941-2017).” UGentMemorie. Laatst gewijzigd 22.11.2017. www.ugentmemorie.be/personen/verhellen-eugène-1941-2017.
Bibliografie
Verzelen, Wim. "1966. Sociale Pedagogiek: academisch onderzoek en sociaal werk." Canon Sociaal Werk. Laatst gewijzigd 22.12.2016. www.canonsociaalwerk.eu/be/details.php?cps=28&canon_id=122.
Website Kenniscentrum Kinderrechten vzw (KeKi) - voortzetting van Centrum voor de Rechten van het Kind
Selectieve bibliografie Verhellen
Jeugdbescherming en jeugdbeschermingsrecht. Antwerpen, Kluwer, 1989.
Met Frans Spiesschaert en Lieve Cattrijsse. Rechten van kinderen: een tekstbundel van de Rijksuniversiteit Gent naar aanleiding van de UNO-conventie voor de rechten van het kind. Antwerpen: Kluwer, 1989.
Kinderrechtengids (KIDS): commentaren, regelgeving, rechtspraak en nuttige informatie over de maatschappelijke en juridische positie van het kind. Antwerpen: Kluwer, 1993- … (voortgezet als Kids-codex).
Verdrag inzake de Rechten van het Kind. Achtergronden, motieven, strategieën, hoofdlijnen. Leuven/Apeldoorn: Garant, 2000.