4.1. De voorbereiding van de bestraffing

4. De nasleep

4.1. De voorbereiding van de bestraffing

Eind 1942 heeft de Belgische regering in ballingschap zich reeds over de verruiming van het begrip ‘misdrijven tegen de uitwendige veiligheid van de staat’ gebogen. Aan de besluitwet van 17 december 1942 die uiteindelijk wordt vastgelegd liggen zeker enkele gebeurtenissen ten grondslag. Met het voorbeeld van de Eerste Wereldoorlog voor ogen is het zelfs voor de geallieerde mogendheden klaar dat nog strenger moet opgetreden worden tegen de landverraders. Met het invoeren van de verplichte tewerkstelling in Duitsland heeft de Belgische bevolking zich eind 1942 ook meer en meer tegen de medestanders van de bezetter gekeerd. Volgens Paul Struye bestaat over het hele land een honger naar rechtvaardigheid en wraak …qui pousse d’innombrables Belges à exiger que les “traîtres” soient châtiés…. Vooral de VNV- en Rex-kopstukken moeten het ontgelden bij de bevolking …qui est quasi-unanime à s’opposer d’avance à toute politique de “coups d’éponge” ou d’amnistie générale”….

Met de besluitwet van 1942 worden vooral de politieke medestanders van de bezetters geviseerd. Hoe zwaar deze besluitwet ook valt - sommigen gewagen van lichtzinnigheid - toch zoekt de regering Pierlot verder naar een aanpassing van de repressiewetgeving. Van hen die met de vijand hebben geheuld wordt niet verwacht dat ze nog aan het openbaar leven zullen deelnemen. Op 6 mei 1944 komt de besluitwet op ‘het verval van de nationaliteit en de opschorting van zekere rechten wegens in tijd van oorlog tegen de uitwendige veiligheid van de Staat bedreven misdrijven’. Een criminele straf staat gelijk met het levenslang verlies van tal van politieke en burgerlijke rechten en een correctionele straf kan tot een tijdelijk verval van die rechten leiden.

31. Na de bevrijding: Canadese cursisten aan de Gentse universiteit, met rector Blanquaert en prorector De Smet centraal.

Voor een besluit in verband met de procedure die in de berechting van de collaborateurs voorziet, is het wachten tot 26 mei 1944. Ruim een jaar eerder is de Belgische oorlogsregering uitgebreid tot 7 ministers en met de komst van auditeur-generaal Ganshof van der Meersch wordt alle aandacht naar het totstandkomen van de procedurewet gericht. Minister van Justitie Delfosse anderzijds heeft van de Consultatieve Raad – die alle projecten van de regering onder de loupe neemt – ook meer bevoegdheden verkregen. Dat de beklaagden voor een militaire rechtbank moeten verschijnen, is niet nieuw. Dat de regering in extremis een amendement in de besluitwet laat opnemen, is niet naar de zin van Ganshof. Dit amendement voorziet in de aanstelling van verzetslui en inlichtingenagenten die als rechters in de krijgsraden en de krijgshoven kunnen zetelen. Ganshof oppert dat de kans bestaat dat de beklaagde door zijn slachtoffer zal gevonnist worden en verzoekt daarom om ontslag uit zijn ambt.

Lees verder: 4.2. De liquidatie van de Orde der Geneesheren
Keer terug: 3.3. Gentse artsen in de bres voor de Joodse collega's en vrienden

 

Deel deze pagina: