1967 Interfacultair Studie- en Vormingscentrum voor Ontwikkelingssamenwerking

Wanneer Congo in 1960 onafhankelijk wordt, moet de Universiteit Gent haar pril koloniaal wetenschappelijk en ontwikkelingsbeleid zowel praktisch als ideologisch grondig bijsturen. Het in 1967 opgerichte Interfacultair Studie- en Vormingscentrum (ISVO) wil studenten bekwamen in ontwikkelingswerk en de verschillende projecten in de ‘Derde Wereld’ coördineren. In de nieuwe postkoloniale periode breidt de universiteit haar activiteiten uit naar andere ontwikkelingslanden dan Congo, maar in de geest van sommige professoren is het mondiaal verspreiden van het westerse model nog altijd het ultieme doel. Onenigheid tussen de exacte en sociale wetenschappers binnen het ISVO zorgt ervoor dat de interdisciplinaire aanpak erbij inschiet. Na twintig jaar houdt het ISVO op te bestaan. Ze geeft de fakkel door aan de rechtenfaculteit en de vzw Rijksuniversiteit Gent Ontwikkelingssamenwerking (RUGOS).

Ontwaken in een nieuwe wereld

Een prille koloniale beweging aan de Universiteit Gent ontstaat na de Tweede Wereldoorlog. Ze moet zich al meteen opnieuw uitvinden door de onverwacht snelle onafhankelijkheid van Congo in 1960. De kolonie wordt van de ene op de andere dag een ‘ontwikkelingsland’. Koloniale hulp wordt plots ‘technische bijstand bij het dekoloniseringsproces’ en ‘ontwikkelingssamenwerking’. Net als bij de Belgische overheden heerst bij de leden van het in 1956 aangevatte Ganda-Congo project in het noordoosten van Congo eerst nog het idee dat de aanwezigheid gewoon in licht gewijzigde vorm kan worden verdergezet. 'Ontwikkelingssamenwerking' is de nieuwe noemer waaronder de veelzijdige Belgische belangen om aanwezig te blijven in de kolonie nu vallen.

Ook Ganda-Congo wil haar wetenschappelijk onderzoek en ziekenhuis verder uitbouwen. Intenties ten spijt, botst dit idee al snel op de realiteit van de politieke onrust in Congo en de soms vijandige houding van de Congolese bevolking tegen de voormalige kolonisator in de jaren net na de onafhankelijkheid. Daarenboven ziet de in 1962 opgerichte Belgische Dienst voor Ontwikkelingssamenwerking (DOS) wetenschappelijk onderzoek niet als zijn kerntaak. Er is minder geld voor wetenschappelijke projecten in Congo. Het enthousiasme dooft uit. Ganda-Congo zal een stille dood sterven.

Uitbreiding actieterrein

Onder meer doordat de aanwezigheid in Congo niet meer zo evident blijkt als initieel gehoopt, maakt in vroege postkoloniale tijden aan de Universiteit Gent het idee opgang om ontwikkelingswerk uit te breiden naar andere streken dan Centraal-Afrika waar de focus voorheen lag. Landbouwingenieur Lode De Wilde steunt dit idee. Hij wordt een van de protagonisten bij de overgang naar een postkoloniale Gentse universiteit en de zoektocht naar een aangepaste verhouding met de 'nieuwe' landen. Hij stelt bijvoorbeeld nog voor om Ganda-Congo om te vormen naar UNIKO-Ganda (Universitaire Koöperatie Overzee-Ganda) en zich ook te richten op andere ontwikkelingslanden.

Aan de Gentse Rijkslandbouwhogeschool wil De Wilde hetzelfde. Het probleem stelt zich namelijk dat al opgeleide tropische landbouwingenieurs zonder de makkelijke afzetmarkt die Congo was plots zonder werkterrein dreigen te vallen. Op de achtergrond speelt eveneens de forse daling mee van het aantal studenten dat zich nog inschreef voor de driejarige specialisatie tropische landbouw aan de vooravond van de onafhankelijkheid. Deze tendens was in de tweede helft van de jaren 1950 al ingezet aan alle Rijkslandbouwhogescholen (Gent, Luik, Gembloux), maar Gent was de slechtste van de klas. In 1959 schrijft welgeteld een student zich in voor de specialisatie. In het tweede en derde jaar zit respectievelijk geen en een student. De Wilde wijt het achteraf onder meer aan het opkomend besef dat het verhaal van Belgisch-Congo op zijn eind liep. Hij wil in het nieuwe ontwikkelingssamenwerkingstijdperk het actieterrein uitbreiden en de opleiding verdiepen, in de hoop meer studenten voor landbouwkundig ontwikkelingswerk te engageren.

Postkoloniale white man’s burden

Volgens dezelfde filosofie wil De Wilde de ontwikkelingssamenwerking universiteitsbreed organiseren en verdiepen. Het voormalige koloniale onderwijs aan de Universiteit Gent moet nu de ontwikkeling van meerdere landen dienen. De universiteit moet gespecialiseerde opleidingen waar mogelijk in het Frans en Engels aanbieden om toegankelijker te zijn voor studenten uit overzeese gebieden. De Wilde bepleit onder meer verplichte stages, meer uitwisseling van studenten tussen België en de overzeese gebieden, maar vooral een extra postuniversitaire vorming voor alle studenten die zich met ontwikkelingswerk willen inlaten. De Wilde stelt een Interfacultair Centrum voor Universitaire Köoperatie Overzee voor. Alle faculteiten moeten nauwer samenwerken om de ‘ontwikkelingsdeskundigen’ breed te vormen. De Wilde wil met een professionele vorming en omkadering van studenten ook de tendens counteren binnen de DOS om onervaren en ongeschoolde 'technici' voor slechts korte periodes uit te sturen. De universiteit moet bovendien met gebundelde krachten het vuur voor ontwikkelingswerk bij de Gentse studenten aanwakkeren met onder andere extra-curriculaire lessenreeksen, lezingen, symposia en bezoeken aan ontwikkelingslanden.

In een nieuwe geopolitieke context herverpakt De Wilde de oude koloniale ambities van de UGent. Maar zijn achterliggend gedachtengoed vertoont nog altijd veel gelijkenissen met koloniale denkpatronen, als een soort postkoloniaal kolonialisme. De Wilde geeft toe dat er in het verleden vaak een 'zelfgenoegzaam paternalisme' heerste. Niettemin vertrekt ontwikkelingsactie voor hem nog altijd vanuit the white man’s burden om de westerse ‘beschaving’ als hoger doel uit te dragen en de ontwikkelingslanden te ‘redden’. Op ideologisch vlak is De Wildes visie op ontwikkelingssamenwerking oude wijn in nieuwe zakken. Daarnaast speelt ook een anti-communistische motivatie mee die de ‘Derde Wereld’ uit de handen van de Sovjet-Unie wil houden door het aanbieden van ontwikkelingshulp. 

Interfacultair Studie- en Vormingscentrum voor Ontwikkelingssamenwerking

In 1967 ontstaat uiteindelijk het Interfacultair Studie- en Vormingscentrum voor Ontwikkelingssamenwerking (ISVO). De eerste directeur is Carlos Hooft. Het ISVO speelt de door de DOS aangeboden projecten door aan de verschillende faculteiten. Op dit moment is de Universiteit Gent al betrokken in concrete ontwikkelingsprojecten. Het International Training Centre for Post-Graduate Soil Scientists (sinds 1963) aan de faculteit Wetenschappen richt zich op studenten uit ontwikkelingslanden en de faculteit Geneeskunde is betrokken bij de uitbouw van de medische opleiding en faculteit aan de Université Nationale du Ruanda (sinds 1966). Historicus Jan Dhondt is tussen 1963 en 1966 rector van de Université Officielle du Congo.

Het ISVO heeft twee kerndoelstellingen: een eenjarige Nederlandstalige postgraduaatsopleiding aanbieden en ontwikkelingssamenwerking promoten met onder meer voordrachten die een breed publiek kunnen aanspreken. De keuze voor een postgraduaat in het Nederlands hangt samen met de overtuiging dat kennis vooral projectmatig ter plaatse moet worden overgedragen, eerder dan buitenlandse studenten massaal naar Gent te halen voor een volledige opleiding. Het ISVO wil in de eerste plaats Belgische studenten die in aanraking komen met ontwikkelingswerk een completere vorming bieden.

Ontwikkelingsonderwijs

Het onderwijsluik bestaat uit een algemene cluster aan vakken aangevuld met een gespecialiseerde keuzerichting die leidt tot het diploma van licentiaat in de ontwikkelingssamenwerking. De algemene vakken omvatten de politieke, psychologische, pedagogische, medische, economische en landbouwkundige aspecten van ontwikkelingssamenwerking, waarna een van de tien specialisatierichtingen wordt gekozen: geneeskunde, geologie, biologie, landbouwkunde, psychologie, opvoedkunde, diergeneeskunde, economie, publieke administratie of toegepaste wetenschappen. De professoren en verantwoordelijken voor het programma zijn grotendeels dezelfde die tien jaar geleden al bij Ganda-Congo betrokken waren (De Wilde, De Coster, Tavernier, Vlerick en De Coninck), aangevuld met Jef Van Bilsen, geneeskundigen Pieter Gustaaf Janssens en Laurent Vandendriessche, opvoedkundige Robert Plancke en diergeneeskundige René Willems.

In de komende jaren vervoegen onder meer landbouwkundige Frans Pauwels, econoom Jef Maton en psycholoog Etienne Van der Straeten - andere oud-bekenden van Ganda-Congo - de rangen van het ISVO, net als socioloog Ruddy Doom. Studenten die op het eind van de jaren 1970 bijvoorbeeld voor de specialisatie Geologie kiezen, krijgen les van onder andere Tavernier, Ameryckx, Sys, Maréchal, Snacken en De Boodt. Alhoewel Centraal-Afrika door de koloniale ervaring van de proffen nog vaak centraal staat in het begin, breidt de expertise geleidelijk uit naar Noord-Afrika, het Midden-Oosten, Azië en Latijns-Amerika.

Populariteitsproblemen

Het aantal studenten dat zich inschrijft voor de postgraduaatsopleiding van het ISVO is relatief constant en ligt vanaf de jaren 1970 rond de twintig, met uitschieters in 1981 (34) en 1984 (35). Doorheen de jaren zijn er veel veranderingen in de samenstelling van het specialisatieprogramma. Niet alle specialisatierichtingen kunnen ieder jaar worden ingericht. Vooral vanuit de faculteit Letteren en Wijsbegeerte komt al snel de kritiek dat het ISVO-programma te weinig aandacht besteedt aan taal en de sociale en historische context van de ontwikkelingsproblematiek. De dominantie van de meer exacte wetenschappen binnen het ISVO is een doorn in het oog voor zij die meer aandacht willen voor de mogelijke bijdrage van de sociale en geesteswetenschappen aan de ontwikkelingsproblematiek. Deze spanning binnen het ISVO zal blijven bestaan. Medio jaren 1970 bekomt Afrikanist Marcel Van Spaandonck, een van de krachten achter de in 1972 ontstane Afrika-Vereniging van de Rijksuniversiteit Gent, met ruggensteun van Van Bilsen wel de introductie van Sociolinguïstiek van de ontwikkelingslanden als vrije leergang. Van Spaandonck komt enkele jaren later aan de letterenfaculteit aan het hoofd te staan van het seminarie voor Swahili en de Taalproblematiek van de Ontwikkelingsgebieden.

Gedurende de eerste tien jaar komen enkele structurele problemen van het ISVO aan de oppervlakte. Zo is er is veel absenteïsme van studenten bij de algemene vakken. Ook het behaalde niveau van het weliswaar klein percentage buitenlandse studenten ligt laag. De taalbarrière wordt omzeild door alternatieve handboeken aan te bieden en de scriptie mag in het Frans of Engels worden geschreven. Maar deze studenten volgen het programma vaak in opdracht van hun regering en de angst voor sancties bij terugkeer naar hun geboorteland maakt dat de verhandelingen van sommige studenten uit repressieve regimes zoals Iran of Indonesië soms een kritische dimensie missen en informatie achterwege laten. Hiernaast stelt ook de groeiende populariteit van de ontwikkelingsproblematiek in algemene zin het ISVO voor problemen. Veel ingeschreven studenten ambiëren niet langer om ontwikkelingswerk in het buitenland te verrichten, maar volgen de opleiding vooral vanuit interesse in het onderontwikkelingsvraagstuk. Het ISVO-programma is hier niet op afgestemd. Een programmahervorming dringt zich op. Maar het meest fundamentele probleem van het ISVO situeert zich op het financiële en wetenschappelijke niveau.

Interdisciplinaire coördinatie?

Het gebrek aan financiële slagkracht speelt het ISVO grote parten. Het centrum vraagt bij zijn oprichting in 1967 geen extra financiering aan. Vanaf de jaren 1970 verkrijgt ze van de universiteit een klein budget om de kosten voor administratie, gastprekers, congressen en reizen van studenten te dekken. Met deze beperkte middelen heeft het ISVO geen ruimte om veldwerk te bekostigen, onderzoekers te betalen en fundamenteel onderzoek te ondersteunen. Dat dit hiaat grote gevolgen heeft voor het onderwijs wordt duidelijk in het midden van de jaren 1970. Volgens Ruddy Doom opereren de lesgevers in hun aparte coconnetjes en laten ze zich leiden door persoonlijke voorkeuren, zonder echt aandacht te hebben voor mogelijke inzichten uit andere vakgebieden.

Het gebrek aan interdisciplinair onderzoek maakt van het ISVO-postgraduaat een vergaarbak aan vakken, zonder overkoepelend totaalbeeld voor de opleiding. Het ISVO functioneert multidisciplinair, niet interdisciplinair. En alhoewel het centrum de universitaire ontwikkelingswerking coördineert, blijft haar rol beperkt tot de fase van de toekenning van het project. Door het gebrek aan echte interdisciplinaire kennisopbouw en knowhow kan ze geen bijdrage leveren aan het verdere proces. Het is bijvoorbeeld tekenend dat het ISVO geen nauwe samenwerking met het Gent-Butare project in Rwanda onderhoudt. Het ISVO laat de organisatie geheel aan de Gentse geneeskundefaculteit over, alhoewel de geneeskundigen Vandendriessche en Janssens in beide projecten betrokken zijn. De interdisciplinaire bevruchting die al tijdens Ganda-Congo werd nagestreefd, is en blijft nog steeds slechts een ideaal.

Derde Wereldstudies

Vanaf de tweede helft van de jaren 1970 worden pogingen ondernomen om het ISVO inhoudelijk te heroriënteren. Enkele programmawijzigingen vinden plaats, maar aan de interdisciplinaire verzuchtingen wordt niet meteen tegemoetgekomen. Een deel van de professoren acht de gespecialiseerde opleiding nog altijd belangrijker dan het verdiepen van het gemeenschappelijk programma. Bovendien is er geen geld om het postgraduaat uit te breiden naar twee jaar. In 1983 slankt de opleiding af op vraag van rector Cottenie. Er wordt besloten enkel nog de vier meest populaire specialisaties aan te bieden (Psychologie en Pedagogie, Economie, Landbouw en Publieke Administratie). Wel besteedt het keuzeprogramma medio jaren 1980 meer aandacht aan sociolinguïstiek, sociologie en geschiedenis en hebben studenten voor een deel van hun vakken de vrije keuze uit alle aan de universiteit gedoceerde vakken.

Het ISVO houdt na twintig jaar formeel op te bestaan. Wanneer door bezuinigingen in het midden van de jaren 1980 de bestaande interfacultaire centra in de faculteiten moeten worden opgenomen is er zelfs even sprake van een volledige afschaffing van het ISVO-programma. Uiteindelijk gaat de postgraduaatsopleiding ontwikkelingssamenwerking in 1986 toch op in de rechtsfaculteit, waar Jef Van Bilsen sinds 1974 de leiding heeft over de Dienst voor de Studie van de Problemen van de Derde Wereld. De structuur van het basisprogramma en de vier overgebleven specialisaties blijven gehanteerd in de eerste jaren. Figuren zoals Pauwels en Maton blijven betrokken. In 1992 wordt de Dienst voor de Studie van de Derde Wereld onder leiding van Doom deel van de nieuwe vakgroep Studie van de Derde Wereld aan de faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen, de huidige vakgroep Conflict en -Ontwikkelingsstudies. In de jaren 1990 breidt het basisprogramma ontwikkelingssamenwerking uit met vakken zoals Culturele antropologie (Vangroenweghe en Pinxten) en Politieke en sociale leerstelsels in de ontwikkelingslanden (Doom).

RUGOS

Door het verdwijnen van het ISVO als instituut valt ook de promotie van ontwikkelingssamenwerking aan de RUG weg. Daarom wordt in 1986 de vzw Rijksuniversiteit Gent Ontwikkelingssamenwerking (RUGOS) opgericht. Onder voorzitterschap van Cottenie en later van Patrick Van Damme wil RUGOS een extra stimulans betekenen voor de universitaire ontwikkelingssamenwerking. In het jaar van haar oprichting organiseert ze bijvoorbeeld een expo in studentenrestaurant De Brug. Maar RUGOS wil vooral nog meer ontwikkelingsprojecten doen ontstaan. Daarom neemt ze zich voor het aanvraagproces voor ABOS-fondsen via de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) te stroomlijnen en het voorbereidings-, uitvoerings- en evaluatieproces te ondersteunen. RUGOS wenst ook een meer geïntegreerd ontwikkelingsbeleid. Ze wil het Gentse ontwikkelingswerk toespitsen op tussenkomsten in noodgebieden met projecten rond voedselvoorziening en gezondheidszorg. Deze keuze komt niet toevallig in de jaren 1980 wanneer extreme hongersnoden in Afrika sterk gemediatiseerd zijn. In deze jaren ontstaan ook initiatieven zoals Student Aid aan de universiteit.

Bob Geldof

De Gentse Rijksuniversiteit reikt in september 1986 op initiatief van de faculteit Letteren en Wijsbegeerte zelfs een eredoctoraat uit aan Bob Geldof, de man achter Live Aid, voor zijn humanitaire inspanningen. Geldof neemt de 450.000 frank (minder dan het verhoopte vijfvoud) ingezameld onder personeel, proffen en studenten in ontvangst, geeft een persconferentie in Auditorium E van de Blandijn en wordt daarna gehuldigd in de Aula. Alhoewel het Gentse postgraduaat in ontwikkelingssamenwerking een paar jaar voordien nog zou worden opgedoekt uit financiele overwegingen, wordt tijdens de ceremonie in de Aula de oprichting van RUGOS feestelijk beklonken.

Een echte overkoepelende beleidsrol neemt RUGOS evenwel nooit in. De dienst Internationale Betrekkingen volgt de Gentse ontwikkelingssamenwerkingsprojecten op. Een academisch verantwoordelijke voor ontwikkelingssamenwerking is de brugfiguur naar het VLIR en de ABOS-financiering. In 1995 ziet de Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS) het licht. Het advies- en coördinatieorgaan onder voorzitterschap van de rector wordt het aanspreekpunt voor de VLIR en zet het te volgen universitaire ontwikkelingsbeleid uit. De administratieve verantwoordelijkheid voor ontwikkelingssamenwerking verhuist rond de millenniumwisseling naar de afdeling Onderzoekscoördinatie. Universitaire Ontwikkelingssamenwerking (UOS) is heden de verzamelnaam voor alle Gentse projecten. De Belgische overheid financiert heden via VLIR-UOS 95% ervan. De tienkoppige UGent-cel UOS biedt wetenschappelijke, financiële en praktische ondersteuning aan studenten en onderzoekers. 

Davy Verbeke
Vakgroep Geschiedenis UGent
9 april 2017
 

Hoe verwijs je naar dit artikel?
Verbeke, Davy. “1967 Interfacultair Studie- en Vormingscentrum voor Ontwikkelingssamenwerking.” UGentMemorie. Laatst gewijzigd 09.04.2017. www.ugentmemorie.be/gebeurtenissen/1967-interfacultair-studie-en-vormingscentrum-voor-ontwikkelingssamenwerking.

Bibliografie

Develtere, Patrick en Aristide Michel. Kroniek van een halve eeuw Belgische OntwikkelingssamenwerkingBrussel: FOD Buitenlandse Zaken2009.

De Wilde, Lode. “Enquête over het teruglopen van de inschrijvingen in de Belgische universitaire landbouwscholen.” In Mededelingen van de Landbouwhogeschool en de opzoekingsstations van de staat te Gent XXVI, nr. 2, 1961: 881-951.

De Wilde, Lode. De universitaire landbouwscholen in de ontwikkelingssamenwerking. Gent: Rijkslandbouwhogeschool, 1962.

Eerdekens, Adriaan. "Ganda-Congo 1956-1970: De Gentse universiteit en het wetenschappelijke avontuur in de kolonie." Masterscriptie, Universiteit Gent, 2010.

Kwanten, Godfried. "Go between tussen twee culturen: Jef Van Bilsen en de overgang van een koloniaal naar een ontwikkelingsbeleid." In Congo in België: koloniale cultuur in de metropool, uitgegeven door Vincent Viaene, David Van Reybrouck en Bambi Ceuppens, 283-297. Leuven: Universitaire Pers Leuven, 2009.

Maenhout, Klaas. “Van kolonialisme naar ontwikkelingssamenwerking. Het interfacultair Afrikabeleid van de Rijksuniversiteit Gent (1906-1990).” Masterproef, Universiteit Gent, 2014.

Pertry, Dominic. “Be Bob Alulla Addisabeba.” Schamper 229 (1986): 2.

Studiegidsen Universiteit Gent vanaf 1967. 

Commissie Ontwikkelingssamenwerking (COS). "Missie Commissie Ontwikkelingssamenwerking.

Website Cel Ontwikkelingssamenwerking (UOS). 

VLIR-UOS: lopende projecten.

Deel deze pagina: 

Herinneringen

Een oneindig paternalistisch kolonialisme?

"Van een witte vlek op de wereldkaart is Kongo, dank zij de Belgische kolonisatie, een voorspoedig welvarend land geworden, wiens bevolking, eens primitief en de prooi van slavenhandel, ziekten en hongersnood, thans een menswaardig bestaan kent en jaar voor jaar een hogere welvaart verovert. Deze gunstige evolutie is grotendeels te danken aan de ontwikkeling van de inlandse landbouw, die uitgegroeid is tot een stevige basis van de landsekonomie. [...] Kongo zal nog jarenlang behoefte hebben aan nieuwe kapitalen en specialisten om zijn ekonomie verder uit te bouwen. België is bereid beide ter beschikking te stellen."

Landbouwkundige Frans Pauwels, onderzoeker onder de vleugels van Lode De Wilde, bejubelt de verwezenlijkingen van de Belgische koloniale landbouw en voorziet in 1958, wanneer de onafhankelijkheid van Congo nog niets concreets lijkt, een landurige verdere Belgische aanwezigheid in Congo.

Uit: Pauwels, Frans. "De Belgische bijdrage in Afrika." Mededelingen van de landbouwhogeschool en de opzoekingsstations van de staat te Gent XXIII, nr. 2 (1958): 437-438. 

'Ontwikkelingssamenwerking' nog altijd vanuit een westers koloniaal perspectief?

"Het is volstrekt onnuttig en zelfs schadelijk zich in beschouwingen te verdiepen over voortijdige dekolonisatie of over het dolle proces van deze evolutie. Het is alleen noodzakelijk en overlevingsdeterminerend voor de westerse beschaving dat the white man de schijnbaar onmogelijke opdracht die hem onafwendbaar wordt opgedrongen met koel inzicht vermoge te aanvaarden en met hardnekkige en perfekt gekoöordineerde beslistheid tot een goed einde zoekt te brengen binnen de perken van één enkel mensenleven. Wij staan hier immers in eerste instantie niet alléén voor een reddingsaktie van de achterlijke Derde Wereld, maar onafscheidbaar eraan gebonden voor een reddingsaktie van het Westen; en in tweede instantie voor een daaruitvloeiende en bestendige wereldgebonden ontwikkelingssamenwerking. [...] Maar de Derde-Landen verwachten van ons dat wij het voortaan zullen gaan doen met minder wetenschappelijk egoïsme en zonder neo-kolonialistische achterbaksheid, in dienstbaarheid aan hun jonge en zwakke zelfstandigheid, wat dan ook overeenstemt met de tendens die zich langs om meer aftekent in onze Universitaire instellingen, waarvan de leden zijn gaan inzien dat zij niet meer kunnen leven in ivoren torentjes maar gehoor moeten geven aan langs om duidelijker nationale en internationale sociale-ekonomische verplichtingen." 

Landbouwingenieur Lode De Wilde interpreteert in 1962 'ontwikkelingssamenwerking' in de 'Derde Wereld' nog altijd vanuit een koloniaal denkkader. Voor hem is de westerse 'beschaving' nog steeds het model dat de hele mensheid moet navolgen in de opgang naar een 'wereldbeschaving'. The white man's burden is in de postkoloniale periode niet verlicht. 

Uit: De Wilde, Lode. De universitaire landbouwscholen in de ontwikkelingssamenwerking. Gent: Rijkslandbouwhogeschool, 1962, 2-3 en 52.

De decaan van de 'Gentse' faculteit Geneeskunde in Rwanda ziet een morele en een pragmatische reden voor ontwikkelingshulp

"Stilaan weet iedereen wat overal elders gebeurt. Het streven naar het mooie doel van gelijkheid in een lokale of nationale gemeenschap is onvoldoende geworden, en voor ons staat het verwijt van de meerderheid der wereldbevolking, die honger heeft en geneeskundige hulp mist. Onze ingeboren drang naar rechtvaardigheid spoort ons hieraan te verhelpen, maar ook koele redenering doet ons de noodzaak van deze dringende hulp inzien: welke meerderheid laat zich hulpeloos uithongeren, wanneer naast haar een minderheid haar weelde en verkwisting ten toon spreidt? […] De fakulteit van Gent heeft haar projekt Butare [...]: wij vormen dokters in geneeskunde, die dringend noodzakelijk zijn, we leiden ze op, rekening houdend met de eisen van het land; we bouwen een plaatselijk hospitaal om tot een universitair ziekenhuis, en wij leren aan de bevolking de hygiëne, die volwassenen en kinderen in leven helpen houden.”

Laurent Vandendriessche wordt in de zomer van 1967 decaan van de faculteit Geneeskunde van de Université Nationale du Ruanda, waarmee de Universiteit Gent na de onafhankelijkheid van het land nauw samenwerkt. Hij vindt ontwikkelingshulp een evidentie in een mondialiserende wereld waarin gelijke welvaart het doel moet zijn.  

Uit: Vandendriessche, Laurent. Beschrijving en toelichting van het projekt Butare. Gent: Oxfam Vlaanderen, 1966, 4-5.

KUS breidt haar 'jachtterrein' uit van Kongo naar alle onderontwikkelde gebieden

Beste Kommilito, Beste Kommilitoneske,

Sinds Kongo de weg opgegaan is van de onafhankelijkheid - en als gevolg daarvan wellicht geen voorbehouden jachtterrein meer blijft voor de traditionele schitterende koloniale loopbanen van de Belgische afgestudeerden - is de belangstelling van onze Gentse studenten in grote mate verminderd.

Dit is een schuldige vergissing!
Schuldige vergissing omdat het zo goed als zeker is dat België een voorkeursregime zal verkrijgen:

-  zodat het Vlaamse plicht is zijn medewerking te verlenen

-  zodat het Vlaamse plicht is “aanwezig” te blijven.
Schuldige vergissing omdat de Vlamingen geen monopolium mogen verlenen noch aan de Walen enerzijds, noch aan de Nederlanders, Duitsers en Italianen anderzijds: want dit zou niet alléén de individuele belangen der Vlaamse technici uitschakelen, maar ook de kollektieve Vlaamse handelsbelangen en kulturele belangen en wetenschappelijke belangen. Maar er moet aangepast worden:

-  de studiën moeten, en zullen, voortaan niet alléén gericht zijn op koloniale loopbanen in “onze” Kongo, maar op technische hulp in gans Afrika.

-  de K.U.S.-werking zal zich niet meer beperken tot de Kongolese belangen, maar uitgebreid worden tot al de onderontwikkelde gebieden.

Wat de Vlamingen gekund hebben in de KONGO-KOLONIE voor Kongolees en voor eigen voordeel, moeten zij ook nog in ONAFHANKELIJK KONGO voor datzelfde Kongolees en eigen voordeel. En dat moeten zij voortaan ook in de voormalige Franse en Engelse gebieden. Daartoe is echter meer dan ooit aktie geboden.

Een uitgebreide aktie van onze Studiekring.

Het bestuurskomitee van 1960-1961 heeft het voorrecht en die plicht die aktie in te richten en uit te bouwen.

Wij doen beroep op de studenten.

 

 

Brief van de KUS aan rector Lambrechts. 24 september 1960. Archief UGent, AR, K, KUS, 1946-1947 tot 1961-1962. Koloniale Universitaire Studiekring, 15de werkjaar 1960-61.

 

De interdisciplinariteit van het ISVO is voor Doom in 1976 nog altijd een lege doos

"Hoewel het in theorie om een interfacultair centrum gaat, laat de praktijk nogal te wensen over. Het is inderdaad niet voldoende om een aantal cursussen uit onderscheiden vakgebieden te doceren, opdat er sprake zou zijn van een interdisciplinaire aanpak. [...] Het komt er op neer dat iedereen doceert wat hem of haar relevant of interessant voorkomt.”

Ruddy Doom wijst op een aanslepend pijnpunt van het Interfacultair Studie- en Vormingscentrum voor Ontwikkelingssamenwerkinig, tevens zichtbaar in de Gentse ontwikkelingssamenwerking bij het Butare-project te Rwanda: het gebrek aan kruisbestuiving tussen de verschillende wetenschapsdisciplines.

Uit: Ruddy Doom aan de leden van de ISVO-Onderwijscommissie, 25.08.1976 (Archief UGent, 6M 1.6., ISVO Archief). 

 

 

Postkoloniale wetenschappelijke plicht niet vervuld?

"Als je ziet wat er in het buitenland, onder meer in Nederland en de Verenigde Staten van Amerika, landen zonder enig Afrika-verleden, gebeurt op het vlak van het Afrika-onderzoek, dan val je als Belg gewoon achterover. Wij moeten hier op onze blote knieën [kruipen] om een assistent of B[ijzonder] T[ijdelijk] K[ader]-projectje Ios te krijgen. En wij hebben wél een Afrika-verleden!"

Afrikanist Marcel Van Spaandonck laat zijn ergernis blijken bij de voorstelling van het nieuwe AVRUG-tijdschrift Afrika Focus in 1985. Hij is licht verbitterd over wat volgens hem een gebrek aan financiering is van de Belgische overheid, ondanks het feit dat België een verleden als kolonisator in Afrika heeft.

Uit: Schamper nr. 214 (1985): 4.