1927 Hoger Instituut voor Opvoedkunde

Het Hoger Instituut voor Opvoedkundige Wetenschappen (HIO) wordt bij koninklijk besluit van 19 november 1927 opgericht als centrum voor pedagogische navorsing en documentatie. Het moet bijdragen tot de verbetering van de kwaliteit van het Belgische onderwijs. 

Het HIO is gehecht aan de faculteit Letteren & Wijsbegeerte. Nochtans had de faculteit erg afwijzend gereageerd op de vraag van de socialistische minister Camille Huysmans om een pedagogische opleiding en sectie op te richten. De lerarenvorming kan nooit waarlijk universitair onderwijs zijn, zo luidde het bezwaar, gezien de zeer uiteenlopende (ook niet-academische) vooropleiding van de studenten die het zullen volgen. Maar Huysmans drukte zijn voorstel in extremis door en net als de rijksuniversiteit van Luik kreeg Gent een Hoger Instituut voor Opvoedkunde opgedrongen. 

De driejarige opleiding tot licentiaat in de opvoedkunde start in oktober 1928. De opleiding is, twee jaar voor de wettelijke vernederlandsing van de Gentse universiteit, volledig Nederlandstalig en mikt op onderwijzers, regenten en geaggregeerden die directie- of inspectiefuncties ambiëren. De studenten van het HIO vormen een diverse en wat aparte groep in het studentenlandschap. De eerste decennia zijn ze meestal ‘werkstudenten’ die voor de algemene vakken aansluiten bij bestaande lessen van de faculteiten en enkel apart zitten voor de oefeningen. De lessen vinden zoveel mogelijk ’s avonds plaats zodat studenten ze kunnen combineren met hun job als leerkracht. De stadsschool in de Molenaarsstraat fungeert als demonstratieschool voor de studenten. De opleiding pedagogie kan, ook na een programmahervorming in 1938, al bij al maar weinig geïnteresseerden lokken. 

Op één man na, zijn de docenten van het HIO (Baur, De Bruyne, De Keyser, Fransen, Vermeylen, Colle, Gunzburg, Haesaert, Van Oye, Bessemans, Hamelinck) allemaal gevestigde hoogleraren van de vier faculteiten. Tegen de zin van rector Camille De Bruyne, detacheert de minister inspecteur van het onderwijs Jozef Verheyen als coördinator van de nieuwe opleiding en verantwoordelijke voor de oefeningen. Hoewel een ervaren en progressieve onderwijzer, beschikt Verheyen bij zijn aantreden immers niet over een universitair diploma.

Op een vruchtbare uitbouw van het HIO als kenniscentrum is het wachten tot na de Tweede Wereldoorlog. De wetenschappelijke belangstelling voor de studie van het kind en zijn opvoeding groeit en het HIO ontwikkelt zich tot een relevant internationaal centrum met een eigen Experimenteerschool als laboratorium voor pedagogisch onderzoek. De psychologische wetenschappen, die aanvankelijk slechts in toegepaste vorm ten dienste stonden van de pedagogie, diversifiëren vanen scheiden zich af in aparte opleidingen en diensten.

De pedagogen en psychologen van het steeds maar groeiende instituut leven op moeilijke voet met de faculteit Letteren & Wijsbegeerte. Voor hun lokalen, middelen en bestuur hebben ze steeds een stiefmoederlijke toestemming nodig. Op 20 juni van het tumultueuze jaar 1969 wordt aan de situatie verholpen door de oprichting van een aparte faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen.

Fien Danniau
Vakgroep Geschiedenis UGent
1 juli 2015

Hoe verwijs je naar dit artikel?

Danniau, Fien. "1927 Hoger Instituut voor Opvoedkunde." UGentMemorie. Laatst gewijzigd 02.07.2015. (www.ugentmemorie.be/gebeurtenissen/1927-hoger-instituut-voor-opvoedkunde.) 

Bibliografie

Voor een meer gedetailleerde faculteitsgeschiedenis zie: http://www.ugentmemorie.be/artikel/faculteitsgeschiedenis-psychologie-en-pedagogische-wetenschappen

De Clerck, Karel. 75 jaar pedagogische wetenschappen aan de Gentse universiteit. Uit het verleden van de RUG, 43. Gent: Archief RUG, 2002.

Fierens, Sare. De ontwikkeling van de psychologie in de experimenteerschool van de pedagogie. Een geschiedenis van de psychologische wetenschappen aan de Gentse universiteit (1927-1990). Onuitgegeven scriptie UGent, 2013. (http://lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/060/214/RUG01-002060214_2013_0001_AC.pdf)

Verheyen, Jozef en Lambrechts, Pieter. De experimenteerschool van de Rijksuniversiteit te Gent. Gent: RUG. Hoger instituut voor opvoedkundige wetenschappen, 1961.

Verheyen, Jozef. Het Hoger instituut voor opvoedkundige wetenschappen van de Rijksuniversiteit te Gent: terugblik en toekomstperspectieven. Gent: RUG. Hoger instituut voor opvoedkundige wetenschappen, 1954.

Deel deze pagina: 

Herinneringen

Studeren aan het HIOW was eigenlijk uitzichtloos, zegt oud-student Schlusmans

Met elf studenten waren we toen, kort na de oorlog, om de eerste kandidatuur te beginnen. Onder die elf, Pred De Block en ondergetekende, die uren hebben gediscussieerd over pedagogiek, onderwijskunde en psychologische problemen.

Studeren was voor ons in die tijd eigenlijk UITZICHTLOOS, want wij wisten in feite niet voor welk beroep wij naar de universiteit gekomen waren, en een carrière zagen wij dus helemaal niet zitten. Het diploma waarvoor wij opteerden, zou ons geen bijzondere rechten schenken. Kortom, niemand van ons had op dit moment zekerheden omtrent betere beroepsmogelijkheden. Zulks had voor gevolg dat LEREN nog écht leren was. In zekere zin was studeren voor ons een weelde. Wij werden nog echt ingewijd, wij konden ons nog de luxe permitteren van te twijfelen, die twijfels schijnbaar vrijblijvend te onderzoeken en ze te toetsen aan de werkelijkheid. Je zou het kunnen vergelijken met de schaarse hedendaagse studenten, die enkele jaren op reis gaan om hun onvoltooide kijk op een of ander gebied binnen hun interessesfeer te stofferen en te verruimen met brede perspectieven.

(P. Schlusmans, Directeur van de normaalschool van Hasselt over zijn studententijd aan het HIOW. In: Heene, J. (red.). Liber Amicorum Prof. Dr. A. De Block. Gent: RUG. Seminarie en Laboratorium voor Didactiek, 1985, p. 40.)

Marie-Louise Van Herreweghe over het contrast van haar studies aan het HIOW met de oorlogsperiode.

Voor de studenten, die hun eerste adolescentiejaren hadden beleefd in de sfeer van schrillende alarmsirenes, angstig dreunende bommenwerpers en het dagelijks levendig stellen van de gruwelijke realiteit die men "oorlog" noemt, betekende het betreden van de enge binnenkoer van het universiteitsgebouw, - Universiteitsstraat 14 -, waarop de schaarse lokalen uitgaven van het " Hoger Paedagogisch Instituut", gevoegd bij de Faculteit voor Letteren en Wijsbegeerte, in 1945, een intreden in een bevrijdende oase, in een rijk, waar de geest zou primeren, waar de blik op de toekomst licht ontwaarde en waar jonge mensen onder leiding van hun professoren zouden zoeken naar het wezen van het pedagogisch handelen, en zouden ontdekken "hoe fijn het kan zijn op te voeden" voor een wereld zonder geweld, gestuwd door het vuur van vernieuwde idealen en geleid door "zekerheden", dankzij de "Wetenschap".

(uit: Marie-Louise Van Herreweghe. "R.L. Plancke, mijn professor aan de Rijksuniversiteit te Gent." In K.De Clerck en H. Van Daele (red.). Professor Plancke 70. Getuigenissen en bijdragen, 21-24. Gent: Centrum voor de Studie van de Historische Pedagogiek, 1981.)