De Block, Alfred (1920-1999)

In de rij van onderwijskundigen heeft Alfred De Block zich geprofileerd als een uitmuntend beoefenaar van de didactiek. Zo is hij erin geslaagd een duidelijk herkenbare stempel te drukken op de vorming van toekomstige leerkrachten. Zijn didactisch onderzoek stond in directe relatie met zijn dienstverlening voor het Belgisch onderwijs en onderwijsbeleid.

Van onderwijzer tot hoogleraar

Aan de normaalschool Sint-Thomas te Brussel behaalt De Block in 1939 het diploma van onderwijzer en in 1943 het diploma van leraar lichamelijke opvoeding, waardoor hij als lesgever kan fungeren in enkele scholen. Hij wil echter hogerop en volgt vanaf 1947 colleges aan het Hoger Instituut voor Opvoedkunde van de Gentse universiteit. Dat levert hem in 1951 een licentiaatsdiploma op en twee jaar later een aanstelling als assistent bij professor Richard Verbist waarop hij jaren les geeft in de vijfde klas van de Experimenteerschool in Zwijnaarde. Doctor in de opvoedkundige wetenschappen wordt hij in 1956. Tijdens het academiejaar 1958-1959 kan hij zijn horizon verruimen door een leeropdracht te aanvaarden aan de Officiële Universiteit van Belgisch Congo en Ruanda-Urundi. Bij zijn terugkeer in Gent effent men het pad om hem vanaf 1960 toe te laten tot het professoraat en te belasten met cursussen die verschillende aspecten van de didactiek behandelen. Eerst doceert hij in het hierboven genoemde Hoger Instituut, vervolgens in de Faculteit van Psychologie en Pedagogische Wetenschappen.

De Kubus van De Block

Aan het Seminarie en Laboratorium voor Didactiek houdt De Block zich bezig met de problematiek van de leerdoelen. Uitgaande van een totaalvisie op de persoonlijkheid van de leerling, definieert hij 72 didactische aspecten die hij opdeelt in gedragsniveaus, inhoudsniveaus en transferniveaus. De onderlinge samenhang en hiërarchie visualiseert hij via een kubus waaruit zijn opvatting af te leiden is dat een docent leerlingen niet alleen feiten, begrippen, relaties en structuren moet aanleren, maar vooral methodes en attitudes moet ontwikkelen. De grote verdienste van zijn taxonomie is dat het leerdoelen expliciteert en kan gebruikt worden om leerstof te selecteren en te evalueren. De kubus vindt snel ingang in het onderwijs en vormt de basis voor allerlei teksten, omzendbrieven en leerplannen van het vernieuwd secundair onderwijs.

Ten dienste van het onderwijsveld

De Block speelt zijn hele carrière een actieve rol in het Belgische onderwijslandschap. Hij publiceert veel tijdschriftartikels over specifieke problemen in het onderwijs zoals pluralisme en vakdidactiek, geeft tal van lezingen aan leerkrachten en onderwijskundigen en engageert zich in adviesraden en -commissies. Aan het Seminarie en Laboratorium voor Didactiek richt hij post-graduaatcursussen in en kunnen directieleden en leerkrachten vervolmakings- en specialisatiesessies volgen. Het labo voert verschillende vergelijkende onderzoeksopdrachten uit voor het Ministerie van Onderwijs met als doel een wetenschappelijke basis te leveren voor het onderwijsbeleid. Hij houdt zich ook als een van de eersten bezig met onderwijstechnologie. De Block verleent het labo op korte tijd een grote uitstraling en is de patron van een steeds groter aantal medewerkers.

Relatie met collega’s

De Block is veeleisend maar loyaal ten opzichte van zijn medewerkers. In vergaderingen en tijdens deliberaties monopoliseert hij nooit het woord en vermijdt lange uiteenzettingen, maar weet precies wat hij wil bereiken. Rustig wacht hij het geschikte moment af om zijn mening te kennen te geven. Hij spreekt dan met overtuiging, met hardnekkigheid, met kennis van zaken. Zijn geheugen laat hem daarbij zelden in de steek: hij verwijst naar vroegere afspraken en eerder genomen beslissingen. Wie het waagt zijn woorden in twijfel te trekken, mag een kordate reactie verwachten. En wanneer het al te gortig wordt naar zijn zin, dan laat hij op zeer bedaarde toon een gramschap aanvoelen, die door merg en been dringt.

Een moeilijke prof

Wat zijn medewerkers en collega’s jarenlang ervaren, ondervinden eveneens zijn studenten. Van meet af aan hanteert De Block een stijl die de studenten verplicht, samen met hem, ‘op zoek te gaan’ en twijfels te zaaien om geleidelijk te komen tot ‘duidelijkheid’. Zijn uitdagende houding maakt sommige studenten bevreesd. Ze vinden hun prof ‘een moeilijk man’, vooral wanneer hij eist dat ze hardop denken, meewerken en reageren. De Block wijkt echter niet en blijft ook in zijn publicaties dezelfde doeleinden nastreven.

Tegen wil en dank op emeritaat

In 1985 komt abrupt een einde aan het professoraat van Alfred De Block. Regering en parlement hebben immers in hun bezuinigingswoede beslist, dat de wetgeving op het emeritaat moet gewijzigd worden en dat professoren voortaan op 65-jarige leeftijd (en dus niet meer op 70) de universiteit dienen te verlaten. De Block voelt die maatregel aan als een klap in het gezicht. Hij reageert heftig en fulmineert tegen de boosdoeners. Ostentatief blijft hij, als emeritus, naar de universiteit komen en in zijn bureau verder werken. Iedereen verwacht een nieuwe reeks didactische publicaties, maar groot is de verwondering wanneer na een paar jaar blijkt dat De Block nu theologische wegen bewandelt en dat hij de resultaten van zijn zoektochten zal te boek stellen. In 1989 bundelt hij inderdaad tien hoofdstukken en laat ze verschijnen onder de titel God, kan dat?. Twee jaar later volgt Het Evangelie, een sprookje?, dus ook met een vraagteken, waarmee de auteur als het ware wil bewijzen dat hij de speurende didacticus is gebleven. De Block overlijdt op 13 december 1999.

Karel De Clerck
Voormalige Vakgroep Historische Pedagogiek,
Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen
28 mei 2015

 

Hoe verwijs je naar dit artikel?
De Clerck, Karel. "De Block, Alfred (1920-1999)." UGentMemorie. Laatst gewijzigd 28.05.2015. www.ugentmemorie.be/personen/De-Block-alfred-1920-1999.

Bibliografie

www.UGentMemorialis.be

“Alfred De Block (1960).” In Theo Luykx (red.). Rijksuniversiteit te Gent. Liber memorialis 1913-1960. I Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, 541-542. Gent: RUG. Rectoraat, 1960. (www.UGentMemorialis.be)

Heene, J. Liber amicorum Prof. Dr. A. De Block. Gent: RUG. Seminarie en laboratorium voor didactiek, 1985.

Valcke, M. Onderwijskunde als ontwerpwetenschap. Gent: Academia press, 2005.

Publicaties van De Block

De Block, A. en T. T ten Have. Standaard Encyclopedie Voor Opvoeding En Onderwijs. Antwerpen: Standaard, 1974-1982.

Van Meerten, A., A. M. H. C. Schellekens, H. Van Daele en A. De Block (red.) Onderwijskundig Woordenboek. Antwerpen: Standaard, 1974.

De Block, A. Taxonomie Van Leerdoelen. Antwerpen: Standaard, 1975.

De Block A. en J. Heene. Inleiding tot de algemene didaktiek. Antwerpen: Standaard, 1992.

Deel deze pagina: 

Herinneringen

Leyn

Lees ook Prof Lubbers over zijn passage aan de UGent (RUG) http://www.weststeijn.nl/Documenten/hermeneutische_bijdragen.htm

Studeren aan het HIOW was eigenlijk uitzichtloos, zegt oud-student Schlusmans

Met elf studenten waren we toen, kort na de oorlog, om de eerste kandidatuur te beginnen. Onder die elf, Pred De Block en ondergetekende, die uren hebben gediscussieerd over pedagogiek, onderwijskunde en psychologische problemen.

Studeren was voor ons in die tijd eigenlijk UITZICHTLOOS, want wij wisten in feite niet voor welk beroep wij naar de universiteit gekomen waren, en een carrière zagen wij dus helemaal niet zitten. Het diploma waarvoor wij opteerden, zou ons geen bijzondere rechten schenken. Kortom, niemand van ons had op dit moment zekerheden omtrent betere beroepsmogelijkheden. Zulks had voor gevolg dat LEREN nog écht leren was. In zekere zin was studeren voor ons een weelde. Wij werden nog echt ingewijd, wij konden ons nog de luxe permitteren van te twijfelen, die twijfels schijnbaar vrijblijvend te onderzoeken en ze te toetsen aan de werkelijkheid. Je zou het kunnen vergelijken met de schaarse hedendaagse studenten, die enkele jaren op reis gaan om hun onvoltooide kijk op een of ander gebied binnen hun interessesfeer te stofferen en te verruimen met brede perspectieven.

(P. Schlusmans, Directeur van de normaalschool van Hasselt over zijn studententijd aan het HIOW. In: Heene, J. (red.). Liber Amicorum Prof. Dr. A. De Block. Gent: RUG. Seminarie en Laboratorium voor Didactiek, 1985, p. 40.)

Een directeur met zijn prioriteiten op een rij, zegt medewerker Johan Heene.

Van de vele kwaliteiten die De Block als directeur typeren heb ik het hoogst gewaardeerd dat zowel inhoudelijk als naar vormgeving zijn prioriteiten steeds zo duidelijk waren, dat perrnament een betrouwbaar referentiekader voorhanden was dat rustgevend op de sfeer inwerkte, terwijl hij ons anderzijds geestelijke ruimte gaf en zelfs voortdurend uitdaagde tot een persoonlijke bijdrage aan de gezamenlijke theorie-opbouw. Bovendien droeg hij zelf substantiëel bij tot gevoelens van psychische veiligheid en team-geest binnen de dienst, door volstrekte loyauteit, door het uitbannen van emotionaliteit bij tijdelijke negatieve contacten, door het snel 'vergeten' van dergelijke contacten, en door het stimuleren van en het actief deelnemen aan gezelligheidsmomenten.

(Professor en opvolger van De Block Johan Heene bij het emeritaat van Alfred De Block. In: Heene, J. (red.). Liber Amicorum Prof. Dr. A. De Block. Gent: RUG. Seminarie en Laboratorium voor Didactiek, 1985, p. 12.)