Intermezzo: de huwelijkscrisis

Stad en universiteit groeien uit elkaar

 

  

 Op dit moment in de geschiedenis aangekomen, is het nodig een klein intermezzo in te lassen over de huwelijkscrisis van stad en universiteit. 100 jaar na het warme Gentse welkom aan de universiteit, zat er een serieus haar in de boter. Twee eigenlijk: geld en taal.

De geldkwestie

Bij de installatie van de rijksuniversiteit in 1817 is afgesproken dat de stad betaalt voor de gebouwen en de infrastructuur van de universiteit. Dat is aanvankelijk goed te doen: naast de Aula worden enkele leslokalen ingericht. De bibliotheek, plantentuin en Bijloke-patiënten kan de stad gerust delen met de universiteit. Maar geleidelijk aan worden de leslokalen aan de Aula te klein, de Baudeloobibliotheek te vochtig en de Baudelooplantentuin te vervuild. Om nog maar te zwijgen over de kletterende ruzies over materiaal en patiënten die zich afspelen in de Bijloke. Het regent klachten en verzoekschriften van de universiteit. De stad heeft veel over voor haar universiteit maar vindt toch dat de UGent wat begrip en geduld moet opbrengen voor de beperkingen van de stadskas.

De essentie van het probleem is dat de universiteit op het einde van de 19de eeuw evolueert naar een wetenschappelijke instelling. Onderzoek en praktisch onderwijs worden in 1876 bij wet verplicht. Maar het bouwen en inrichten van laboratoria en seminariebibliotheken voor dat praktijkonderwijs is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Het kost de stad handenvol geld. De staat springt eenmalig bij met de bouw van het immense Plateaugebouw maar die universiteit en die wetenschappen blijven maar expanderen. Gent vindt het niet langer vanzelfsprekend dat het moet opdraven voor de kosten van een staatsuniversiteit. De schaal en het belang van de UGent zijn niet meer te vergelijken met die van de kleine onderwijsinstelling uit 1817. De relatie verzuurt.

Tot opluchting van beide partijen komt in 1928 een einde aan de onhoudbare situatie. De staat neemt eindelijk de rol van bouwheer over. Allerlei bouwprojecten die jarenlang on hold staan, kunnen uit het slop worden gehaald. De Boekentoren, het Technicum, het UZ, de Veeartsenijschool en de Rijkslandbouwhogeschool krijgen in de jaren 1930 vorm.

De taalkwestie

De tweede kwestie, die van de taal, heeft diepere wonden geslagen. In het 19de- en vroeg 20ste-eeuwse Gent heeft de liberale, Franstalige bourgeoisie het voor het zeggen. Dat de Vlaamse Beweging streeft naar de vernederlandsing van de Franstalige universiteit vindt de Gentse elite ronduit belachelijk: het Nederlands vermag niets tegen de grote Franse cultuurtaal en de universiteit wil haar grote groep buitenlandse studenten toch niet verliezen? De Gentse franskiljons staan niet alleen met hun mening. Het grootste deel van het professorenkorps verzet zich met hand en tand. Niet verwonderlijk: de professoren zijn de Gentse elite.

De strijd om de vernederlandsing escaleert. Niet alleen in de pers en in het parlement maar ook in de Gentse straten. De ene betoging volgt de andere belegering op. Legendarisch is de manifestatie op 19 november 1922. 20.000 voorstanders van de Franstalige universiteit trekken met vlaggen en fanfares door het Gentse stadscentrum. Maar ook de Vlaamse tegenbetogers zijn van de partij. Ze bekogelen de deftige dames en heren van Gand Français met de uitwerpselen van de rijkswachtpaarden. De manifestatie gaat de geschiedenis in als de 'paardenvijgenstoet’.

Uiteindelijk haalt de Vlaamse Beweging in 1930 haar slag thuis. Na een jarenlange strijd keurt het parlement de vernederlandsing van de UGent goed. Gand Français geeft zich gekrenkt gewonnen. Voor hen is de UGent voortaan een ‘zonevreemd’ element in de binnenstad. Uit protest stuurt de Gentse bourgeoisie zijn zonen en dochters voortaan naar de universiteiten van Brussel en Luik. Niet naar Leuven, dat is per slot van rekening katholiek.

Aan de vernederlandste universiteit brengt een nieuwe generatie Vlaamse professoren een frisse wind. Met de socialistische rector August Vermeylen op kop zijn ze vastberaden de ‘nieuwe’ universiteit te doen slagen. En dat lukt: het gebouwenarsenaal breidt uit en het studentenaantal stijgt. Kers op de Nederlandstalige taart is de Nobelprijs in de Geneeskunde die professor Corneel Heymans in 1938 in de wacht sleept.

Hoewel de relatie even bekoelt, zullen stad en universiteit uiteindelijk wel weer naar elkaar toegroeien. De tijd heelt gelukkig alle wonden. En de buitenlandse studenten? Het toeval wil dat de vernederlandsing in 1930 samenvalt met de economische wereldcrisis. Niet alleen de UGent, maar ook de andere Belgische universiteiten verliezen daardoor hun buitenlandse studenten.

Volgende locatie: Blandijn

Deel deze pagina: